Stimuleren arbeidsmarkt met subsidies werkt niet altijd

Subsidie ICT-omscholing, Stagefonds Zorg, STAP-subsidie voor cursussen

De Algemene Rekenkamer heeft diverse subsidieregelingen doorgelicht waarmee de rijksoverheid de arbeidsmarkt beter wil laten functioneren. De conclusie: alle drie de arbeidsmarktsubsidies werken niet of niet goed.

Het gaat om het Stagefonds Zorg (zie rapport verantwoordingsonderzoek over het Ministerie van VWS), een subsidie voor omscholing van werknemers tot ICT’er of technicus (rapport over Ministerie van EZK) en de STAP-regeling waarmee burgers € 1.000,- subsidie voor een cursus krijgen als opstapje naar de arbeidsmarkt (rapport over Ministerie van SZW).

Nauwelijks omscholing tot ICT-medewerker en technici

Een omscholingsregeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) om werknemers voortaan in te zetten voor ICT en techniek heeft bijna niets opgeleverd. De regeling waarmee bedrijven de afgelopen 2 jaar subsidie konden krijgen bleef onbekend of onaantrekkelijk. Daardoor stroomden er geen werknemers uit sectoren die door de coronacrisis waren getroffen naar de sectoren ICT en techniek. Dat was wel de gedachte achter de regeling.
De minister heeft deze  regeling voor 2023 niet meer opengesteld voor nieuwe aanvragen. 
In 2021 en 2022 kon een werkgever € 3.750 subsidie krijgen mits de werknemer tijdens de omscholing en een halfjaar erna in dienst zou zijn. Juist vanwege de grote vraag naar technisch geschoold personeel werd verondersteld dat deze regeling in een behoefte voorzag. Zo stonden er in 2022 ruim 120.000 vacatures open in de ICT- en technieksectoren. In 2022 was aanvankelijk € 40 miljoen uitgetrokken voor deze subsidieregeling. Gedurende het jaar is dit teruggeschroefd naar € 10 miljoen, zodat nog 2.666 subsidieverleningen verstrekt konden worden. Dat werden er uiteindelijk 159. Over beide subsidiejaren opgeteld is uiteindelijk in totaal voor 258 mensen een subsidie verstrekt. Dit is een stuk minder dan verwacht. Van de beschikbare € 75 miljoen over 2 jaar bleef € 74 miljoen ongebruikt. 
In het verantwoordingsonderzoek over 2022 verklaart de Algemene Rekenkamer dit magere resultaat onder meer uit het gebrek aan inzicht bij de minister van Economische Zaken in de redenen waarom een werkgever investeert in omscholing of het binnenhalen van zij-instromers. De omvang van de subsidie noch die van het aantal verwachte omscholers was onderbouwd. Waar de optimistische verwachtingen op waren gebaseerd  blijft de vraag. De Rekenkamer stelt vast dat de minister van EZK weinig geleerd heeft van eerdere initiatieven, ook al bestaat het Techniekpact met betrokken arbeidsmarktsectoren al sinds 2013. De Algemene Rekenkamer vindt het gevoerde beleid zorgelijk. Het draagt nu niet bij aan het terugdringen van personeelsproblemen in de ICT en techniek, sectoren die ook een cruciale rol spelen in de energietransitie.

Meer subsidie leidt niet tot meer stageplekken in zorg

Het is niet aannemelijk dat het tekort aan stageplekken in de zorgsector opgelost wordt door de subsidie Stagefonds Zorg. Het beleid van de verantwoordelijk minister voor Langdurige Zorg en Sport gaat daar wel van uit. Maar geld prikkelt zorgorganisaties slechts in beperkte mate om meer stages aan te bieden. Te weinig beschikbare stagebegeleiders is het grootste knelpunt. Dat wijst op 17 mei 2023 gepubliceerd verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer uit.
Sinds 2008 kunnen zorgorganisaties subsidie krijgen voor stages. De minister verwacht dat de subsidie leidt tot genoeg stageplekken om later te kunnen voldoen aan de vraag naar nieuwe zorgmedewerkers. De minister zet een hoger subsidiebudget in voor stages die opleiden tot beroepen in de zorg waarvoor zij een groter arbeidsmarkttekort verwacht. In 2022 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zorgorganisaties met € 179,2 miljoen aan stagesubsidies ondersteund. De laatste 6 jaar is het aantal gelopen stages in de zorg gegroeid van circa 50.000 fte naar iets meer dan 60.000. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze groei het resultaat is van de subsidie, zo concludeert de Algemene Rekenkamer. Geld prikkelt zorgorganisaties nauwelijks om extra stageplekken aan te bieden. Zorginstellingen houden zelden bij wat een stageplek kost en uiteindelijk oplevert. Voor deze organisaties is het werven en binden van zorgpersoneel voor de toekomst een veel belangrijkere overweging om stageplaatsen aan te bieden. Van mbo-stagiaires blijft, afhankelijk van de opleiding, 40 tot 80 % werken bij de instelling waar de stage doorlopen is. Het is het gebrek aan stagebegeleiders dat het grootste knelpunt vormt bij het creëren van (extra) stageplekken – (extra) geld lost dit niet op. 

De Rekenkamer concludeert dat de stagesubsidie waarschijnlijk niet bijdraagt aan het oplossen van het personeelstekort in de zorg. De Algemene Rekenkamer vindt het zorgelijk dat de minister daar toch op blijft sturen, terwijl ondertussen het maatschappelijke probleem van  personeelstekorten in de zorg groter wordt. Het is beter een andere aanpak te zoeken om meer stageplekken te creëren. De minister wil geld blijven inzetten om zorginstellingen te stimuleren meer stages aan te bieden. Mogelijk gebeurt dat via een kostendekkende vergoeding, zoals beschreven staat in het Integraal Zorgakkoord, in plaats van via een subsidie. De middelen van het Stagefonds Zorg zouden daar dan aan toegevoegd worden. Het is de vraag of en hoe deze financiële aanpak wel effect zal hebben.

STAP-subsidie veelgevraagd, gevoerde beleid nog matig

De belangstelling bij burgers is groot voor een STAP-subsidie van € 1.000 voor een cursus of opleiding om de eigen arbeidsmarktpositie te verbeteren. Met de subsidieregeling hebben 216.269 mensen in het jaar 2022 een STAP-budget ontvangen. De subsidie is bij UWV aan te vragen via elke 2 maanden te houden aanvraagrondes. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft er € 183 miljoen aan uit. Buiten de STAP-subsidie stimuleert zij op diverse andere wijzen (om- of bij)scholing van werkenden en werkzoekenden. 
Onderzoek van de Algemene Rekenkamer wijst uit dat ongeveer 40 % van de subsidieontvangers hun scholing zonder de STAP-bijdrage niet gevolgd zou hebben. Voor 60 % was de duizend euro vooral een meevaller, een cadeau bij de scholing. Zij zouden de scholing anders toch wel gevolgd hebben, betaald door hun werkgever of met eigen middelen.
De regeling is ook in 2023 van kracht. De minister beoogt met deze subsidie een bredere groep te bereiken dan indertijd met de fiscale aftrek scholingsuitgaven, waar vooral hoogopgeleiden gebruik van maakten. Het is echter onduidelijk of deze bredere groep met de STAP-regeling wordt bereikt, en het ontbreekt op dit aspect aan een concrete doelstelling. Laagopgeleide ontvangers van de STAP-subsidie maken maar 10 % uit van het totaalaantal. Terwijl laagopgeleiden in de samenleving 23 % van de bevolking vormen. Werkzoekenden en zzp’ers maken relatief meer gebruik van deze subsidie, mensen met een tijdelijk arbeidscontract en 55-plussers relatief minder.
De opleidingen die met het STAP-budget worden gevolgd zijn zo breed, dat de vraag is of zij in alle gevallen arbeidsmarkt gericht zijn. De onduidelijkheid of met een STAP-budget de arbeidsmarktpositie echt versterkt wordt, of met deze subsidie een bredere doelgroep bereikt wordt en de beperkte controles op misbruik en oneigenlijk gebruik in 2022 zijn reden het gevoerde beleid het oordeel ‘matig’ te geven. 
Het kabinet heeft eind april aangekondigd de STAP-subsidie per 2024 af te schaffen.