Staat van de rijksverantwoording 2021

Ten geleide: goed beheer is het halve werk

Het jaar 2021 eindigde zoals het begon: uitgestorven straten, gesloten scholen, dichte winkels, cafés en restaurants. Voor het tweede jaar op rij stond het leven in het teken van de coronapandemie. En net als het jaar ervoor nam het kabinet uitzonderlijke maatregelen om de volksgezondheid en de economie te beschermen. Daarbij moest het kabinet en daaropvolgend het parlement steeds een afweging maken tussen snelheid en zorgvuldigheid. Dit verklaart deels waarom de rijksrekening in 2021 nog meer dan in 2020 een fors percentage onrechtmatige en onzekere verplichtingen laat zien. 
Het ligt voor de hand om deze overschrijdingen als eenmalig en uitzonderlijk te kwalificeren. Omdat een pandemie ook uitzonderlijk is. En dat doet het kabinet ook. Maar wie verder dan de pandemie kijkt, ziet dat ook in 2019 de zogenaamde tolerantiegrens voor onrechtmatige en onzekere verplichtingen werd overschreden. Toen werd dit veroorzaakt door de aankoop van aandelen in luchtvaartmaatschappij Air France-KLM door de Nederlandse Staat. Ook dat was uitzonderlijk. 
Decennia lang kon ieder kabinet zich beroepen op goed financieel beheer als onlosmakelijk onderdeel van prudent begrotingsbeleid. Met de operatie comptabel bestel - in de jaren 80 van de vorige eeuw – waren beheer en controle van de rijksuitgaven op orde gebracht. En dat betaalde zich uit: jaar in jaar uit concludeerden wij dat meer dan 99% van het geld van de rijksoverheid volgens de regels was geïnd en besteed.  Alleen de financiële crisis van 2008 was daar een uitzondering op. Maar die overschrijding op de rijksrekening in 2008 bleek achteraf, u raadt het al, uitzonderlijk vanwege de aankoop van ABN AMRO.
Met de rechtmatigheid en het financieel beheer op orde wezen wij Kamer en kabinet op de volgende opgave: verbetering van de informatievoorziening over wat met publiek geld wordt bereikt. De voorbeelden waarbij te weinig bekend was over de doeltreffendheid van het beleid waren legio: van het fiscale instrumentarium tot en met milieumaatregelen, van onderwijsimpulsen tot en met de justitieketen. Daar zou de politieke aandacht naar onze mening naar uit moeten gaan: een beter boekhoudsysteem, invoering van geïntegreerde verslaggeving, vrijgeven van open data, uniformeren en standaardiseren van relevante begrippen en indicatoren. Allemaal gericht op hetzelfde doel: namelijk beter zicht krijgen op wat er met publiek geld gebeurt en wordt bereikt.  
Nu de rechtmatigheid voor het derde jaar op rij niet op orde is, maken wij ons zorgen over de komende jaren. Omdat er meer speelt dan de crisismaatregelen. De huidige begrotingspolitiek is bijvoorbeeld in historisch opzicht opmerkelijk ruimhartig te noemen. Er worden speciale fondsen opgericht en van grote sommen geld voorzien. Er is na lang bezuinigen fors meer geld voor Defensie. En via de EU worden ook steeds grotere speciale programma’s gestart die gefinancierd dienen te worden. 
In 2019 stelden we dat extra budget uitgeven niet zo eenvoudig is als het lijkt. Het vraagt allereerst om tijdige bespreking met en toestemming van het parlement. Maar dan begint het pas: aanbestedingen kunnen ingewikkeld en tijdrovend zijn, het voorkomen van ongeoorloofde staatssteun vraagt aandacht, om nog maar niet te spreken van het beheer van IT-systemen. Ook zijn de juiste mensen om zaken uit te voeren lang niet altijd beschikbaar. En niet ieder plan pakt uit zoals het was bedacht. Geld komt moeilijk aan het rollen, en het rolt niet altijd de gewenste kant op. 
Als vervolgens het extra budget samenvalt met de wens tot het maken van veel snelheid, dan stapelen de risico’s zich op. Zoals het risico dat publiek geld door overhaaste besluitvorming niet op rechtmatige wijze wordt uitgegeven, of op onvolkomen wijze wordt beheerd. En een nieuwe aanpak op basis van nieuw beleid is niet vanzelf doelmatig en doeltreffend. Het is zaak daar zicht op de houden.
Sinds 24 februari van dit jaar woedt in het oosten van Europa een vreselijke oorlog. En dat leidt tot de begrijpelijke wens om snel hulp te verlenen waar opnieuw veel publiek geld mee gemoeid is. Voor militaire hulp en voor de ontvangst van grote aantallen vluchtelingen. Ook is er extra geld om de eigen krijgsmacht in de komende jaren sneller te versterken. Dat komt bovenop de bestaande wensen om een energietransitie te realiseren en de huizenbouw te stimuleren. Om nog maar niet te spreken van slepende kwesties zoals het oplossen van de aardbevingsschade in Groningen of het compenseren van de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. 
Al deze maatschappelijke kwesties vragen om een even zinnige en zuinige als zorgvuldige aanpak. Maar nu we voor het derde achtereenvolgende jaar moeten vaststellen dat de rechtmatigheid een probleem is, lijkt het kabinet er een opgave bij te hebben gekregen: het financieel beheer op orde brengen. Dat laatste is bovendien een conditio sine qua non om beleid zinnig, zuinig en zorgvuldig uit te voeren. Goed beheer is het halve werk – onderschat dat niet. En leren van wat er goed en niet goed ging, moet dan voor op het netvlies staan: bij de macht en bij de tegenmacht. Zo hoort dat in een sterke krachtige democratie: met een kritisch parlement, een waakzame Nationale ombudsman, een zorgvuldige Raad van State en met een strenge Algemene Rekenkamer. In uitzonderlijke omstandigheden moet juist dat gewoon zijn en blijven.