Belastingdienst corrigeert steeds minder bij inhuur zelfstandigen

Pakkans laag bij ‘schijnzelfstandigheid’

De aanpak door de Belastingdienst van schijnzelfstandigheid bij de inhuur van vakmensen in allerlei bedrijfssectoren komt niet van de grond. In 2016 is een nieuwe wet van kracht geworden die stevigere handhaving ook bij opdrachtgevers mogelijk maakt. Maar het kabinet besloot datzelfde jaar deze wet voorlopig niet te handhaven (moratorium) na de maatschappelijke onrust over nieuwe regels. Dat heeft ertoe geleid dat belastingambtenaren bij steeds minder opdrachtgevers controleren of zij ten onrechte geen loonheffing afdragen. Het aantal correcties is laag. Ook zzp’ers worden minder gecontroleerd.

Cover foto Focus op handhaving Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid

De handhavingsstop bij de opdrachtgevers is de afgelopen jaren iets afgezwakt. Zo kan de Belastingdienst een opdrachtgever een aanwijzing geven als zij schijnzelfstandigheid vermoedt. Toch heeft de dienst tussen eind 2019 en 2021 maar 3 aanwijzingen afgegeven en 1 keer een correctie opgelegd, zo stelt de Algemene Rekenkamer op 5 april 2022 vast in een feitelijk focusonderzoek.
De Algemene Rekenkamer is via data-analyse bij 1,1 miljoen aangiften nagegaan hoe vaak de Belastingdienst correcties toepast op de aangifte van zelfstandigen. Dat aantal loopt sinds 2016 terug. De pakkans is laag bij schijnzelfstandigheid; de Belastingdienst is met de huidige middelen niet in staat vooraf of achteraf schijnzelfstandigheid aan te pakken. 
 

Aanwijzingen en correcties tot op heden zelden ingezet

Figuur introtekst focusonderzoek
Acties Belastingdienst bij opdrachtgevers in de jaren 2019 tot en met 2021.

Weinig animo voor hulpmiddelen Belastingdienst

Ook stelt de Algemene Rekenkamer vast dat bedrijven minder vooroverleg met de Belastingdienst aanvragen om duidelijkheid te krijgen over de juistheid van een inhuurconstructie. Bedrijven en andere organisaties huren graag zelfstandigen in, onder meer omdat dit door lagere belastingafdrachten goedkoper is dan mensen in loondienst aan te nemen. 
Hulpmiddelen die onder meer door de Belastingdienst de laatste jaren ontwikkeld zijn om duidelijkheid te geven over de arbeidsrelatie, waaronder een webmodule die het voor opdrachtgevers en -nemers eenvoudiger moet maken zich aan de wet te houden, worden weinig benut. In het coalitieakkoord – de basis voor het huidige kabinet - wordt juist veel van deze webmodule verwacht. 

De Algemene Rekenkamer heeft voor dit onderzoek gesproken met belastingmedewerkers en partijen op de arbeidsmarkt. Organisaties van opdrachtgevers, zelfstandigen en vakbonden dringen, net als medewerkers van de Belastingdienst, aan op spoedige verandering. De huidige praktijk zorgt immers voor een ongelijk speelveld op de arbeidsmarkt als er sprake is van schijnzelfstandigheid. Die praktijk wordt door de sterk terughoudende handhaving van de Belastingdienst niet doorbroken. 
De rijksoverheid loopt door het gebrek aan handhaving belasting- en premie-inkomsten mis. Hoe langer de oplossing uitblijft, des te groter de problemen worden.
Specialisten van de Belastingdienst dringen aan op het stapsgewijs opheffen van het huidige handhavingsmoratorium. De 2 vorige kabinetten hebben naar de volgende regering verwezen om het probleem structureel te verhelpen.
 

Tekort belastingambtenaren voor handhaving

Simpelweg alle fiscale regels van de Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties) gaan handhaven, is echter geen structurele optie. Dan zou de onrust onder bedrijven die zelfstandigen willen inhuren ook weer kunnen oplaaien. Evenmin is het reëel voor de fiscus. Het is arbeidsintensief om het onderscheid vast te stellen tussen loondienst en ondernemerschap door een zelfstandige. De dienst heeft onder de huidige wet- en regelgeving te weinig gespecialiseerde belastingambtenaren als het nu grotendeels bevroren toezicht heringevoerd wordt. 

Nederland telt steeds meer zzp’ers, inmiddels 1,1 miljoen. Tegen 8 miljoen mensen in dienstverband. Vóór 2016 werden 500.000 zogenaamde VAR-verklaringen afgegeven aan zelfstandigen, waarbij de Belastingdienst opdrachtgevers vrijwaarde van boetes of het achteraf opleggen van loonheffingen. Met zo’n verklaring kon een zelfstandige een opdrachtgever op voorhand geruststellen. De VAR-verklaringen werkten echter schijnzelfstandigheid in de hand. Opdrachtgevers liepen geen fiscaal risico en gaven om financiële redenen vaak de voorkeur aan de inhuur van een zelfstandige, ook al was dit voor veel uren en lange tijd. Is er sprake van zelfstandigheid dan hebben zzp’er en opdrachtgever recht op bepaalde belastingvoordelen, maar niet bij schijnzelf-standigheid. De Wet DBA moest een einde aan deze praktijk maken door ook opdrachtgevers medeverantwoordelijk te maken. Die wet bleek onuitvoerbaar na de onrust onder bedrijven en zelfstandigen over hun fiscale positie.