Vastgoed universiteiten

Deel 1: Financieel toezicht op de sector

Publiek vastgoed is gefinancierd met publiek geld, bevat publiek vermogen én is er voor het maatschappelijk belang. Met de onderzoekslijn vastgoed wil de Algemene Rekenkamer bijdragen aan verantwoord vastgoedbeheer door het Rijk én daarmee verbonden instellingen “op afstand” zoals zorg- en onderwijsinstellingen. In dit deel 3 van deze onderzoekslijn doen we verslag van het eerste deel van ons onderzoek naar het universitaire vastgoed. Daarin staan de rollen van de minister van OCW en van de Onderwijsinspectie centraal en komt vastgoed van universiteiten aan bod.

Conclusies

Op basis van ons eigen onderzoek kunnen we het beeld van de Onderwijsinspectie onderschrijven dat jaarverslagen en de daarin opgenomen continuïteitsparagraaf slechts een beperkt inzicht bieden in de vastgoedrisico’s bij individuele universiteiten en dat de kans bestaat dat de Onderwijsinspectie risico’s bij individuele universiteiten te laat op het spoor komt.

Het financiële beeld van de dertien onderzochte universiteiten als geheel is weliswaar gezond, maar het totaalbeeld alleen zegt niet voldoende over mogelijke vastgoedrisico’s. Daarvoor is ook zicht nodig op verschillen tussen de vastgoedrisico’s waar afzonderlijke universiteiten mee te maken hebben.

Het is daarnaast belangrijk dat risico’s en misstanden rond huisvesting tijdig worden opgemerkt en gecorrigeerd. Gezien het financiële belang van het vastgoed en het belang van vastgoed voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek zijn goed vastgoedmanagement en goed werkende checks and balances cruciaal. Voor de checks and balances zijn in de eerste plaats een interne auditafdeling, de controller en de financieel directeur belangrijk en komt vervolgens de externe accountant in beeld. In het geheel van interne checks and balances is de rol van de raad van toezicht van doorslaggevend belang. Deze zou moeten (kunnen) vaststellen of aan een aantal basisprincipes van goed vastgoedmanagement is voldaan en moeten ingrijpen daar waar nodig.

Aanbevelingen

Aanbeveling aan de minister: verhoog vergelijkbaarheid en informatiewaarde van de  continuïteitsparagraaf in het jaarverslag van de universiteiten door het stellen van nadere eisen.

Uitbreiding van de horizon van de continuïteitsparagraaf naar vijf jaar, zoals de Onderwijsinspectie en de Vereniging van Samenwerkende Neder­landse Universiteiten hebben voorgesteld, is volgens ons niet voldoende. Het doen van zinvolle uitspraken over risico’s die samen­hangen met investeringen in vastgoed vereist een langere tijdshorizon.

Aanbeveling aan de Onderwijsinspectie: maak uitgebreide risicoprofielen per instelling om risico’s tijdig op het spoor te komen.

Onaangename verrassingen met vastgoed zoals zich in andere onderwijssectoren hebben voorgedaan (zoals de financiële problematiek bij het ROC Leiden) moeten worden voorkomen. Dat kan alleen als universiteiten hun eigen vastgoedbeheer, inclusief scherp intern toezicht, goed op orde hebben én als het externe toezicht door de Onderwijsinspectie op tijd en op instellingsniveau risicovolle ontwikkelingen in beeld krijgt. Het werken met uitgebreide risicoprofielen kan daarbij helpen.

Aanbeveling aan de Onderwijsinspectie: blijf accountantscontrole met betrekking tot de continuïteitsparagrafen goed monitoren.

Gezien het belang van een goede continuïteitsparagraaf en de rol die de accountant zou moeten spelen in het waarborgen van de juistheid van de daarin opgenomen informatie, vinden we het belang­rijk dat de Onderwijsinspectie ook de komende jaren goed blijft monitoren of de accountants hun taak op dit punt goed uitvoeren, overeenkomstig onze aanbeveling in ons Verantwoordingsonderzoek over 2015. Dit laat onverlet dat de Raad van Toezicht de opdrachtgever is van de accountant en de eerst aangewezene om er op toe te zien dat de accountant zijn taak goed uitvoert.

Reactie minister

De minister van OCW vindt, net als de Algemene Rekenkamer, dat de universiteiten zelf primair verantwoordelijk zijn voor hun vastgoed, maar dat de minister van OCW stelselverantwoordelijk is en deze taak ook goed moet kunnen vervullen.
De minister onderschrijft in grote lijnen de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de risico’s in het vastgoedbeheer van universiteiten en in het financieel toezicht. De minister onderschrijft ook de aanbeveling om te letten op de omvang en zekerheid van de baten bij het risicoprofiel van universiteiten wat betreft vastgoed. In reactie op de aanbeveling om risico’s in beeld te brengen op een moment dat ingrijpen nog mogelijk is, geeft de minister aan slechts in het uiterste geval te zullen ingrijpen, namelijk bij omvangrijke misstanden in de kwaliteit van het onderwijs en in de financiën van de onderwijsinstelling. De minister geeft aan dat ze niet wil treden in de bevoegdheden van de Raden van Toezicht.
Ze neemt de aanbeveling niet over om in de continuïteitsparagraaf voor de meerjarencijfers een tijdhorizon van meer dan vijf jaar op te nemen.