Coronacrisis: onduidelijk of extra steun kwetsbare leerlingen bereikt

De ministers voor onderwijs hebben € 280 miljoen extra aan subsidie verleend na het gedwongen sluiten van scholen vanwege de coronacrisis in het voorjaar van 2020. De ministers hebben niet duidelijk gemaakt wat precies doel en doelgroepen van deze subsidieregeling zijn. Daardoor krijgen zij, en daarmee ook het parlement, straks geen inzicht in de mate en wijze waarop de onderwijsachterstanden van de beoogde leerlingen met de programma’s zijn ingelopen

De bewindspersonen hebben snel extra geld uitgetrokken om leerachterstanden bij leerlingen en studenten in een kwetsbare positie aan te pakken. De oorzaak dat inzicht in de resultaten uitblijft zit in het gegeven dat de minister van OCW en de minister voor basis- en voortgezet onderwijs de scholen vrij hebben gelaten om te bepalen welke leerlingen in aanmerking komen voor een inhaalprogramma en hoe dat eruit ziet. Er zijn geen eenduidige eisen aan de scholen gesteld hoe hierover te rapporteren aan het ministerie.

Uit het op 19 mei 2021 gepubliceerde verantwoordingsonderzoek over 2020 van de Algemene Rekenkamer blijkt dat scholen ook niet kunnen leren van elkaar. Hierdoor ontbreekt de kennis over welk type inhaalprogramma leerlingen meer kans geeft hun achterstand in te halen. De ministers kunnen door deze aanpak niet bepalen of de subsidieregeling bedoeld om de gevolgen van de scholensluiting voor leerlingen op te vangen, aan zijn doel beantwoord heeft.

Veel animo bij scholen voor regeling

Basisscholen, het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs konden via de subsidieregeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020-2021 extra steun krijgen om mogelijke achterstanden of studievertraging bij peuters, leerlingen en studenten aan te pakken. De scholen waren op 15 maart 2020 voor maanden gedwongen gesloten. De animo bij scholen voor de subsidie was groot. Na signalen uit het onderwijsveld is tijdens het jaar nog extra budget hiervoor uitgetrokken. Scholen konden voor 10 % of 20 % van hun leerlingen subsidie vragen, € 900 per kind of student.

Ministers hebben geen zicht op de bepaling van de doelgroep en de criteria die scholen gebruiken om leerlingen te selecteren. In de regeling is niet vastgelegd wat in dit geval leerlingen in een kwetsbare positie zijn. De ministers kunnen om die reden niet weten of de inhaalprogramma’s worden aangeboden aan de groep leerlingen die zij voor ogen hadden. De ministers kunnen de effectiviteit van de subsidieregeling daarom niet evalueren.

In reactie op onder andere een Kamermotie (geen geld voor ‘bureaucratische verantwoording’) hebben de ministers in hun streven naar versnelling onvoldoende controle ingericht op de naleving van de subsidievoorwaarden. Hierdoor is het beleid ter voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling ontoereikend.

Resultaten ook achteraf niet te onderzoeken

Door de manier waarop het Ministerie van OCW de subsidies verleent en verantwoording vraagt, is het ook achteraf niet mogelijk om de effecten te onderzoeken. Zonder dit inzicht lopen de ministers en het parlement het risico dat zij hieraan geld blijven uitgeven zonder te weten of de investering het gewenste effect heeft. Dat is eens te meer van belang na de aankondiging van februari 2021 dat de ministers € 8,5 miljard willen uittrekken voor een grootschalig herstel in de komende 2,5 jaar van leerachterstanden als gevolg van de coronacrisis. De door de Algemene Rekenkamer onderzochte subsidieregeling wordt voortgezet onder dit nationaal programma onderwijs.

De Rekenkamer beveelt aan dat inzicht in de beleidsresultaten zowel op schoolniveau als op landelijk niveau verkregen moet kunnen worden. Dit vanwege verantwoording van publieke middelen en om eventueel bij te kunnen sturen. Bestedingsvrijheid sluit niet uit dat scholen wordt verzocht beleidsinformatie te verzamelen om zicht te krijgen op de maatschappelijke resultaten van extra geld.