Voorspellingen zijn geen garantie voor de toekomst

Weblog

De prijs die consumenten betalen voor een kuub gas en een kilowattuur elektriciteit leidde afgelopen week tot stevige discussie in het parlement en in de media. Wat was het geval? Het kabinet kreeg kritiek, omdat het dacht dat het met de prijsstijgingen in 2019 wel mee zou vallen. Het baseerde zich op de modellen van het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar die voorspellingen kwamen uit 2017. Het CBS daarentegen zag in de statistieken dat de werkelijke energietarieven meer stijgen dan de voorspelling van het PBL aangaven. En ook marktpartijen stelden dat het kabinet het bij het verkeerde eind had. De emoties liepen hoog op en de woordkeuze was soms stevig. In kranten, op tv en op radio stonden opeens alle ‘rekenmeesters’ ter discussie en werd zelfs de vraag gesteld of er een ‘crisis’ was. Dus als lid van de ‘rekenkamer’ voel je je dan aangesproken.

Modellen

Eerst dit. Ik ken weinig landen waar economische modellen en maatschappelijke voorspellingen zo’n dominante rol spelen in de politiek als in Nederland. Bij iedere verkiezing worden de programma’s van partijen ‘doorgerekend’ en krijgen ze zo een ‘keurmerk’ van het CPB. En ieder begrotingsjaar spelen koopkrachtvoorspellingen een grote rol; met zogenaamde ‘puntenwolken’ wordt de koopkracht van vele groepen tot achter de komma berekend. Het rekenkundig hulpmiddel wordt zo soms met de werkelijkheid vereenzelvigd. Misschien hebben we zo’n vertrouwen in die modellen, dat we zijn vergeten dat het maar ‘modellen’ zijn en dat dit de huidige grote teleurstelling verklaart. Modellen komen nooit uit. 

Arno Visser

Terugblik

Vanuit de Algemene Rekenkamer – een middeleeuwse term voor een moderne organisatie – volgen we die voorspellingen met grote interesse, maar anders dan de naam ‘rekenkamer’ doet vermoeden, doen we er niet aan mee. Waar een planbureau vooral naar de toekomst kijkt en voorspellingen doet op basis van rekenkundige modellen, blikt de Algemene Rekenkamer terug op basis van feiten. Wat is er gebeurd? Hoeveel geld is er uitgegeven? Wat waren de doelen van het beleid? Op basis van die vragen brengen we in kaart wat er in het verleden gebeurd is en wat we daar voor de toekomst van kunnen leren. Dat doen we ook op het terrein van energiebeleid. 

Sla onze terugblik op tien jaar rekenkameronderzoek naar energiebeleid er maar eens op na. In die publicatie lieten we zien dat bij het bedenken van energiebeleid te vaak van de meest optimistische toekomstscenario’s werd uitgegaan. Te optimistisch. Vervolgens toonden we aan dat werd nagelaten om tussentijds te bezien of de voorspelde scenario’s overeenkomen met de werkelijkheid. Een voorbeeld: de doelstellingen om meer duurzame energie op te wekken. Jarenlang werd er minder (!) geld uitgegeven aan subsidies dan begroot en bleven de te bereiken resultaten ook achter op schema. En toch zei de minister dan telkens dat de achterstand ingehaald zou worden, vasthoudend aan de meest positieve scenario’s. 

Een ander voorbeeld is het met belastingmaatregelen stimuleren van de aanschaf van elektrische auto’s. In 2014 en 2015 bracht de Algemene Rekenkamer de effecten van deze maatregelen in kaart. Toen bleek dat fiscale stimulering van elektrisch aangedreven auto’s een nogal dure manier is om CO2 terug te dringen. Elke ton CO2  kostte meer dan € 1000 terwijl de marktprijs van een ton aan CO2-emissierechten rond een tientje lag. ‘Nogal duur’ was dus nogal een understatement. Ook zagen we toen al dat de belastingvrijstellingen vooral bij de zakelijke rijders terechtkwamen.

Lessen trekken

De geschiedenis herhaalt zich nooit letterlijk, maar je kunt er wel belangrijke lessen uit trekken. In dat rapport over tien jaar energiebeleid staat ook onze conclusie dat bij voortzetting van ongewijzigd beleid de toeslag ten behoeve van duurzame energie tussen 2015 en 2020 zou toenemen van € 20 naar € 213 per jaar per huishouden. Dat stond nog los van veranderingen in marktprijzen voor gas en elektriciteit en eventuele verhogingen van btw. Dus dat er zeer hoge tariefstijgingen aan zaten te komen, had geen nieuws hoeven zijn. Niet voor journalisten, niet voor planbureaus en niet voor politici. Sterker, het was juist de bedoeling dat de prijzen zouden stijgen. Om mensen energiebewust te maken en om geld op te halen voor duurzaamheidssubsidies.

Maar we constateerden toen ook dat energie in Nederland redelijk betaalbaar was vergeleken met andere Europese landen. En de betrouwbaarheid van de energievoorziening erg hoog. Energiebeleid in Nederland gaat immers altijd over drie zaken die onderling samenhangen: betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid. 

Mensenwerk

Een gezonde dosis nuance en feitelijkheid helpen iedere discussie vooruit: energievoorziening in Nederland was altijd zeer betrouwbaar en internationaal gezien behoorlijk betaalbaar. Maar het verbeteren van de derde doelstelling van de energievoorziening – duurzaamheid - bleek lastig en het heeft gevolgen voor de betaalbaarheid en betrouwbaarheid. Dat probleem oplossen is niet eenvoudig. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Op modellen gebaseerde, rooskleurige scenario’s komen zelden of nooit uit. Feiten en modellen kunnen helpen bij het maken van verstandige keuzes. Maar kiezen blijft mensenwerk.