Voorarrest: verdachten in de cel

We onderzochten de cijfermatige ontwikkelingen en trends in het voorarrest. Is Nederland koploper in Europa? Hoe heeft het aantal voorarrestanten zich de afgelopen jaren ontwikkeld? En waarom stijgt het aantal schadevergoedingen?

Internationale vergelijking niet mogelijk; stijging korte detenties in politiecel

Wij constateren dat de bewering dat Nederland koploper zou zijn in Europa niet kan worden bewezen of ontkracht, omdat een zinvolle kwantitatieve internationale vergelijking op basis van bestaande gegevens om meerdere redenen niet mogelijk is. Europese landen zijn vaak onvergelijkbaar wat betreft rechtssystemen, gehanteerde definities en manieren van dataregistratie.

Betekenisvoller dan de Europese vergelijking zijn de ontwikkelingen in ons eigen land. We zien dat het percentage verdachten dat voor een korte periode in een politiecel wordt vastgehouden (de ‘inverzekeringstelling’) de afgelopen vijf jaar is toegenomen, van 17% naar 25% van de verdachten. In 2016 werden in totaal circa 67.000 verdachten in verzekering gesteld. Het percentage verdachten van misdrijven dat voor langere tijd in de gevangenis wordt vastgehouden (de ‘voorlopige hechtenis’), is ondertussen vrij stabiel gebleven (rond de 4,5%). Dit betekent dat een steeds groter deel van de verdachten na een korte detentie in een politiecel weer wordt vrijgelaten. Daarmee zijn zij overigens niet allemaal buiten verdenking gesteld: tot deze groep behoren ook personen die als verdachten hun proces buiten de gevangenis mogen afwachten.

Een steeds groter deel van de verdachten wordt in verzekering gesteld, maar die ontwikkeling vertaalt zich niet naar de voorlopige hechtenis

Voorarrest

In 2016 werd circa € 8,7 miljoen uitgekeerd aan schadevergoedingen aan ex-verdachten, ter compensatie van de doorgebrachte tijd in voorarrest. Het aantal uitgekeerde schadevergoedingen is de afgelopen jaren flink toegenomen, met name door de toename van de korte detenties in de politiecel. Het aantal schadevergoedingen dat aan deze personen wordt uitgekeerd is de afgelopen tien jaar verzesvoudigd. Dit heeft ertoe geleid dat in 2016 acht van de tien schadevergoedingen naar deze groep ex-verdachten ging. Overigens hadden nog veel meer ex-verdachten een schadevergoeding kunnen aanvragen: ongeveer 35% van de verdachten die in aanmerking komen voor een schadevergoeding, vragen deze aan.

In de Tweede Kamer wordt, onder andere naar aanleiding van Kamervragen, vooral gespro­ken over de voorlopige hechtenis (de langere detentie in een gevangeniscel), en in mindere mate over de inverzekeringstelling (de korte detentie in een politiecel).

Waarom onderzochten wij de ontwikkelingen in het voorarrest?

Regelmatig wordt beweerd dat Nederland vaker dan andere Europese landen voorlopige hechtenis, een vorm van voorarrest, toepast. Ons land zou hierin zelfs koploper zijn in Europa. Bovendien is het aantal uitgekeerde schadevergoedingen als gevolg van voorarrest dat niet wordt gevolgd door een straf of maatregel al jaren aan het stijgen.

Welke normen & methoden gebruikten wij in ons onderzoek naar het voorarrest?

We hebben onze analyse gericht op de groep personen die in 2014 in aanmerking kwam voor een schadevergoeding. Om te bepalen hoe groot de groep is die in aanmerking kwam voor een schadevergoeding, hadden we gegevens nodig van de politie (heeft iemand in inverzekeringstelling gezeten?) en het OM (heeft iemand in voorlopige hechtenis gezeten, en hoe is zijn of haar zaak afgehandeld?). Hiertoe hebben we de datasystemen van de politie en het OM aan elkaar gekoppeld op basis van parketnummers. Om te bepalen of die persoon ook een schadevergoeding had aangevraagd, hebben we een koppeling gemaakt met de gegevens van de Raad voor de Rechtspraak. Dit hebben we ook gedaan middels het parketnummer. De Raad voor de Rechtspraak heeft een afzonderlijk systeem (NIAS) waarin de hoger-beroepzaken worden opgenomen. Dit systeem hebben wij helaas niet kunnen koppelen aan de andere drie systemen, omdat er andere identificatienummers gebruikt zijn in het NIAS dan het parketnummer. Hierdoor konden wij geen zicht krijgen op de hoger-beroepzaken.

Stand van zaken

De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 2 oktober 2017 op ons conceptrapport gereageerd. De minister van VenJ geeft aan met belangstelling en waardering kennis te hebben geno­men van het rapport.

De minister legt de nadruk op het verschil tussen de fasen van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Wij herkennen zijn stelling dat dit onderscheid tot dusverre onderbelicht is gebleven en gaan er van uit dat de minister dit onderscheid in zijn communicatie aan het parlement helder zal blijven hanteren.

Wij nemen met instemming kennis van de toezegging van de minister dat de oorzaken van de relatieve toename (en mogelijke recente daling) van de inverzekeringstelling nader worden onderzocht. Wij zijn verheugd dat de uitkomsten van ons onderzoek hierbij worden betrokken en gaan er van uit dat de minister de resultaten met het parlement zal delen.

Ook van de toezegging het parlement voortaan structureel te informeren over zowel de voorlopige hechtenis als de inverzekeringstelling, hebben wij met instemming kennisgenomen. Wij gaan er van uit dat de minister op deze manier aan het parlement een helder structureel beeld zal geven van de ontwikkelingen in beide fasen van het voorarrest.