Kaderwet zbo's

Reikwijdte en implementatie

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is tot stand gekomen na een lange periode van discussie. Met deze verkenning willen we een beeld geven van de reikwijdte en de stand van implementatie van de Kaderwet zbo’s. Met name gaan we daarbij in op de uitwerking en toepassing van de regels voor het financieel toezicht: de verantwoording over doel- en rechtmatigheid. We sluiten daarmee aan op het onderzoek dat wij de afgelopen jaren hebben uitgevoerd naar verantwoording en toezicht bij rwt’s, zoals het achtergronddocument Verantwoording en toezicht over prestaties en effecten bij instellingen op afstand dat wij recent gepubliceerd hebben in het kader van ons jaarlijks verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer, 2012. Met deze verkenning willen we tevens aanvullende informatie geven op de evaluatie van de Kaderwet zbo’s van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Conclusies

De Algemene Rekenkamer concludeert dat de Kaderwet zbo’s (vooralsnog) niet de ordening, harmonisatie en helderheid over de ministeriële verantwoordelijkheid lijkt te brengen, die met de wet werd beoogd. Dit komt vooral door het grote aantal van de in totaal 128 (clusters van) zbo’s  dat van de werking van de kaderwet is uitgezonderd (55, 1,1 miljard begrotingsgeld en 0,3 miljard aan tarieven/premies) én door de uitzonderingen die op artikelen uit de kaderwet zijn gemaakt (38,  4,4 miljard begrotingsgeld en 36,9 miljard aan tarieven/premies). De Kaderwet zbo’s geeft terecht enige ruimte voor maatwerk. Tegelijkertijd was de inzet van de regering indertijd dat de kaderwet onverkort zou kunnen gelden voor ongeveer 75% van alle zbo’s die binnen de definitie van de kaderwet vallen. Uiteindelijk blijkt dat de kaderwet in 2012 voor minder dan 25% van de (clusters van) zbo’s onverkort van toepassing is of zal worden.  

De Kaderwet zbo’s geeft voor de instellingen waarvoor deze van toepassing is bovendien onvoldoende richting aan de verantwoording over recht- en doelmatigheid. Zo is onduidelijk wat het voorgeschreven verslag van de accountant over de doelmatigheid moet inhouden. Uit ons casusonderzoek blijkt dat een dergelijk verslag bij vrijwel alle in ons onderzoek betrokken zbo’s ontbreekt. Verder zijn de reikwijdte van het begrip rechtmatigheid van de inning en besteding van middelen, de uitgangspunten voor controle en de formulering van de accountantsverklaring onvoldoende uitgewerkt. Voor de hele publieke sector zouden hiervoor dezelfde uitgangspunten moeten gelden. Dat is vooralsnog niet het geval.

Aanbevelingen

We pleiten er voor om privaatrechtelijke zbo’s met een substantiële publieke taak in de toekomst onder het uitgebreide verantwoordingsregime van de kaderwet te laten vallen. Ook voor rwt’s zouden deze algemene regels voor verantwoording moeten gelden. Het gaat er wat ons betreft om dat de kaderwet hier een goede algemene wettelijke basis legt voor alle instellingen.

Verduidelijking en harmonisering van verantwoordingseisen voor het hele veld van instellingen op afstand van het Rijk zijn van belang voor de verantwoording aan het parlement en dragen ook bij aan het terugdringen van administratieve lasten. Instellingen hebben nu immers nog vaak te maken met verschillende eisen die vanuit verschillende ministeries of beleidsterreinen aan de verantwoording worden gesteld. Ook de efficiency van het toezicht door de ministeries is gebaat met duidelijkheid en afstemming op dit vlak.

De Kaderwet zbo’s is niet het enige middel om daarin geformuleerde doelen te bereiken. Van belang is de samenwerking tussen ministeries en instellingen bij de uitwerking van eisen, met een coördinerende rol voor de ministers van BZK en Financiën. We bepleiten in dat verband de instelling van een orgaan voor publieke verslaggeving - naar analogie van de Raad voor de Jaarverslaggeving en mogelijk als onderdeel daarvan - waarin de uitwerking en harmonisatie van verslaggevingsregels verder hun beslag kunnen krijgen.

Reactie

De minister ziet ons onderzoek als een waardevolle aanvulling op de door BZK uitgevoerde evaluatie van de Kaderwet zbo’s. In haar reactie benadrukt de minister dat een eenvormig zbo-veld nooit doelstelling van het kabinetsbeleid is geweest. Over de verantwoording over de rechtmatigheid en doelmatigheid geeft de minister onder meer aan dat nadrukkelijk maatwerk is beoogd.