Hoeveel geld draagt Nederland bij aan de EU en hoeveel geld komt er vanuit de EU terug?
Nederland is sinds midden jaren 90 een ‘nettobetaler’. Dat betekent dat Nederland meer geld bijdraagt aan de EU dan het vanuit de EU ontvangt.
De Nederlandse afdrachten voor de EU-begroting worden geraamd en verantwoord op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2023 bedroegen de afdrachten van Nederland € 9,2 miljard. In 2023 vormden de douaneheffingen die Nederland moest afdragen met € 3,4 miljard (na verrekening van de perceptiekostenvergoeding – de vergoeding van de kosten voor heffing en inning door de douane - van 25 procent) ruim een derde van de totale Nederlandse afdrachten.
De inkomsten van Nederland vanuit EU-fondsen in gedeeld beheer bedroegen € 1,36 miljard.
Meer informatie
- EU-afdrachten - gegevens over afdrachten van Nederland aan de EU in Financieel Jaarverslag van het Rijk
Meer over:
Nederland betaalt meer aan de EU dan het in de vorm van subsidies van de EU ontvangt. Nederland is een zogenoemde nettobetaler.
In discussies over de meerjarige EU-begroting, officieel het Meerjarig Financieel Kader, gaat er in Nederland altijd veel aandacht uit naar onze nettobetalingspositie. Oftewel: naar de vraag hoe per saldo de rekensom uitvalt als de afdrachten van Nederland aan de EU worden afgezet tegen de ontvangsten van Nederland vanuit de EU.
Er zijn verschillende soorten afdrachten van Nederland aan de EU:
- de zogenoemde traditionele eigen middelen (onder meer bestaande uit door Nederland geïnde invoerheffingen op goederen van buiten de EU);
- een EU-breed vastgesteld percentage van de btw-grondslag;
- een bijdrage gerelateerd aan het bruto nationaal inkomen (bni) van Nederland.
Sinds 2021 is er nog een vierde middel, te weten:
- een bijdrage berekend op basis van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic verpakkingsafval in Nederland.
Een complicerende factor bij het bepalen van de nettobetalingspositie van Nederland is dat er lang een verschil van inzicht bestond tussen Nederland en de Europese Commissie over de berekeningswijze van die positie.
Anders dan Nederland deed, rekent de Europese Commissie aan de afdrachtenkant de traditionele eigen middelen (invoerheffingen) niet mee als afdracht van de lidstaat. Het gaat hier om de heffingen die lidstaten in opdracht van de EU in rekening brengen bij import van goederen van buiten de EU. Doordat er veel goederen via de Rotterdamse haven de EU binnenkomen, hebben deze heffingen in Nederland een aanzienlijke omvang. Om een indruk te geven: in 2022 betroffen de door Nederland afgedragen invoerheffingen een bedrag van € 3,8 miljard; ruim een derde van de totale Nederlandse afdrachten in dat jaar (bron: § 3.4.1 van het Financieel jaarverslag van het Rijk). De Europese Commissie beschouwt deze invoerheffingen dus niet als afdracht van lidstaat Nederland aan de EU.
Nederland had een andere - boekhoudkundige - benadering en rekende het nettobedrag van de douaneheffingen (dat wil zeggen: de geïnde bedragen na aftrek van het percentage dat Nederland vergoed krijgt voor de invorderingskosten), wél tot de afdrachten aan de EU.
Onderstaande figuur laat het verschil zien tussen de 2 definities van afdrachten aan de EU. Waar in de figuur ‘OBB-definitie’ staat is de definitie bedoeld die de Europese Commissie hanteert. OBB staat voor ‘operating budgetary balance’.
Figuur 1: Focus op de nettobetalingspositie van Nederland
Overigens is Nederland onder beide definities nettobetaler, maar de mate waarin verschilt aanzienlijk. In 2012, 2020 en 2024 heeft de Algemene Rekenkamer laten zien hoe de berekeningen volgens de twee definities voor Nederland (en de andere EU-lidstaten) uitpakken.
De laatste jaren is dit verschil van opvatting door Nederland niet benadrukt. In de begroting van Buitenlandse Zaken over 2024 worden de douaneafdrachten voor het eerst niet meer opgenomen als onderdeel van de afdrachten aan de EU, onder artikel 3.1, maar apart als invoerrechten gepresenteerd onder artikel 3.4. Het FJR stelt dat de Nederlandse begroting voor de invoerrechten in zekere zin een doorgeefluik is en dat de Nederlandse douane de invoerrechten int voor de Europese begroting.
Meer informatie
- EU-afdrachten - gegevens over afdrachten van Nederland aan de EU in Financieel Jaarverslag van het Rijk
- EU-trendrapport 2012 van de Algemene Rekenkamer met berekeningen van nettobetalingsposities in 2010 (09-02-2012)
- Focus op de nettobetalingspositie van Nederland - Rapport van de Algemene Rekenkamer met berekeningen van nettobetalingsposities in 2014-2019 (14-10-2020)
- Factsheet Actualisatie Nettobetalingspositie 2023 van de Algemene Rekenkamer met actualisatie nettobetalingsposities in de jaren 2020 tot en met 2023 (4-12-2024)
De EU-ontvangsten worden voor circa 60% gefinancierd door de eigen middelen van de EU (2023). Daarnaast leent de EU sinds 2021 geld op de kapitaalmarkt. Ruim 27% van het totale EU-budget in 2023 betrof geleend geld. De overige ontvangsten betroffen bijdragen van en terugbetalingen door de lidstaten in het kader van EU-overeenkomsten en programma’s, alsmede bijdragen van landen buiten de EU aan activiteiten en programma’s van de EU. In 2023 bedroegen alle EU-uitgaven tezamen circa € 239 miljard. Met de uitgaven uit de EU-begroting was in 2023 circa € 191 miljard gemoeid. De overige € 48 miljard betrof betalingen voor subsidies in het kader van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Hiervoor leent de EU geld op de kapitaalmarkt.
Veel van het geld van de EU wordt gebruikt om, samen met de lidstaten, bepaalde doelen te bereiken. Op deze manier vloeit het grootste deel van de geïnde afdrachten via EU-subsidies weer terug naar de lidstaten; bijna 60% van de begroting gaat naar de fondsen die de EU samen met de lidstaten beheert.
De omvang van de geldstromen van en naar de lidstaten varieert per lidstaat. Dit is vooral afhankelijk van de relatieve welvaartspositie van de lidstaten en de doelstellingen van de diverse EU-fondsen.
Meerjarig Financieel Kader
De jaarlijkse EU-begroting moet passen binnen de afspraken die de lidstaten periodiek maken over het zogeheten Meerjarig Financieel Kader. Dit kader legt voor een periode van minimaal vijf, maar meestal zeven jaar vast wat de omvang van de begroting mag zijn, hoe het geld over de EU-prioriteiten zal worden verdeeld en hoeveel de afzonderlijke lidstaten daaraan moeten bijdragen. Het Meerjarig Financieel Kader bepaalt dus hoeveel lidstaten in een begrotingsperiode gaan ontvangen en hoeveel ze moeten bijdragen. De onderhandelingen daarover zijn taai en duren daardoor meestal lang.
Op 17 december 2020 ging de Europese Raad – bestaande uit de regeringsleiders en staatshoofden van de EU-lidstaten – akkoord met het nieuwe Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021-2027. Het betreft een pakket van € 1.074,3 miljard. Eén dag later, op 18 december 2020, bereikte de Europese Raad overeenstemming met het Europees Parlement over het economisch herstelplan NextGenerationEU, bedoeld om de impact van de coronacrisis te verzachten. Het herstelplan heeft een omvang van € 750 miljard.
Het totaal van beide afspraken komt daarmee op € 1.824,3 miljard (prijzen 2020).
Eind 2023 had de EU circa € 141 miljard aan subsidies verstrekt in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten, een belangrijk onderdeel van NextGenerationEU. Het Nederlandse kabinet verwacht tussen 2024 en 2026 ruim € 5,4 miljard te ontvangen vanuit de Herstel- en veerkrachtfaciliteit. In 2024 wordt naar verwachting € 1,3 miljard aan steun ontvangen door Nederland.
Op basis van het Meerjarig Financieel Kader wordt jaarlijks een EU-begroting opgesteld, die eveneens door de Raad van de EU en het Europees Parlement moet worden geaccordeerd.
Eigenmiddelenbesluit
In de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2021 zijn de financiële consequenties van het akkoord over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader zichtbaar gemaakt.
Meestal wordt bij een nieuw Meerjarig Financieel Kader ook een besluit genomen over het stelsel van eigen middelen van de EU: het zogenoemde Eigenmiddelenbesluit. Met dit besluit worden de voorschriften vastgesteld voor de toekenning van de eigen middelen van de EU aan de lidstaten. Deze voorschriften moeten de financiering van de jaarlijkse EU-begroting waarborgen. Het Eigenmiddelenbesluit dient te worden geratificeerd door de 27 EU-lidstaten.
Net als voorgaande keren zijn ook in 2021 de voorschriften in het Eigenmiddelenbesluit op verschillende punten aangepast. Deze keer is onder meer het systeem van kortingen op de afdrachten gewijzigd (met consequenties voor Nederland) en is een nieuw eigen middel geïntroduceerd: een heffing op plastic afval. Dit houdt in dat lidstaten een extra afdracht aan de EU krijgen opgelegd, waarvan de omvang afhankelijk is van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic verpakkingsafval die ze jaarlijks produceren.
Daarnaast is het stelsel van leningen die de EU aan lidstaten verstrekt vanuit het NextGenerationEU-herstelplan in het Eigenmiddelenbesluit geregeld.
Het nieuwe Eigenmiddelenbesluit is op 1 juni 2021 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021 in werking getreden.
Meer informatie
- EU-begroting: Europese Commissie verheugd over goedkeuring langetermijnbegroting EU voor 2021-2027 - Persbericht van de Europese Commissie (17-12-2020)
- Begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2021 (15-09-2020)
- De meerjarenbegroting van de EU
- Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom - Tekst van het Eigenmiddelenbesluit van 2021 (01-06-2021)
- Jaarverslagen Europese Rekenkamer over het begrotingsjaar 2023 (10-10-2023)
- Wat is het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU en welke wijzigingen voor de periode 2028-2034 zijn te verwachten?
Hieronder volgt een overzicht van onderzoeken die de Europese Rekenkamer en rekenkamers van EU-lidstaten in de periode 2021-2024 hebben uitgebracht over de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (het coronaherstelfonds) en hieraan gerelateerde onderwerpen (die zijn gepubliceerd in het Nederlands of Engels).
Europese Rekenkamer
- Het prestatiemonitoringkader van de herstel– en veerkrachtfaciliteit (RRF) (2023)
- Opzet van het controlesysteem van de Commissie voor de RRF (2023)
- EU-financiering via cohesiebeleid en de herstel- en veerkrachtfaciliteit — Een vergelijkende analyse (2023)
- De beoordeling door de Commissie van de nationale herstel- en veerkrachtplannen - in het algemeen adequaat, maar er blijven uitvoeringsrisico’s (2022)
- Dubbele financiering uit de EU-begroting - Controlesystemen missen essentiële elementen om het verhoogde risico door het niet-kostengerelateerde RRF-financieringsmodel te beperken (2024)
- Groene transitie: Onduidelijke bijdrage uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (2024)
- Absorptie van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (2024)
België
Duitsland
- On the potential impact of joint borrowing of the member states of the European Union on the federal budget (Recovery Fund) (2021)
- Financing the Recovery Fund via Green Bonds of the European Union (2022)
- Payment obligations and risks for the federal budget linked to debt servicing for the EU Recovery Fund (2024)
Finland
Frankrijk
Italië
Letland
- What challenges do we face in drafting and implementing Latvia’s Recovery and Resilience Plan? (2022)
Litouwen
Weblogbericht van collegelid Ewout Irrgang, 14-10-2020
Waarom weten we niet wat EU Nederland opbrengt?
Weblogbericht van collegelid Ewout Irrgang, 05-10-2021
Focus op de Nederlandse nettobetalingspositie in 2020
Laatst geactualiseerd december 2024, stand van zaken oktober 2024.