Uitvoeringslessen van Rutte III voor Rutte IV

Weblog

Antoine de Saint Exupéry wist het al in 1943: een doel zonder plan is slechts een wens. En aan wensen is er bij Rutte IV geen gebrek. Om de risico’s te herkennen bij de uitvoering van de plannen van het coalitieakkoord kijken we daarom hoe het met de plannen vergaan is voor de extra uitgaven van Rutte III (ARK, 2018).

Toets vooraf

De Algemene Rekenkamer heeft negentien extra uitgaven gevolgd van Rutte III, van in totaal 3,2 miljard euro. Deze extra budgetten werden op een aanvullende post op de begroting van de minister van Financiën geparkeerd, totdat de vakminister met een bestedingsplan zou aantonen dat hij het extra geld gericht zou kunnen uitgeven. Pas als dat plan voldeed, zou het geld naar de begroting van de vakminister gaan.

Deze aanpak is verstandig. Neem het invoeren van de maatschappelijke diensttijd – qua uitvoering een moeizaam plan. Het extra geld hiervoor werd uiteindelijk pas in 2020, het laatste jaar van Rutte III, vrijgegeven uit de aanvullende post. Dit laat zien dat de procedure geen vrijblijvende was - zonder een degelijk plan immers geen extra geld. De eis voor concrete, doelmatige en evalueerbare plannen werd voor de extra uitgaven van Rutte IV gehandhaafd.

Tempo te ambitieus, impact onduidelijk

De Rekenkamer keek ook naar wat er terechtkwam van de plannen nadat het geld aan de begroting van een vakminister was toegekend (ARK, 2020). Soms bleef de uitvoering achter, omdat het tempo te ambitieus bleek. In 2018 was er bij infrastructuur voor spoorwegen 212 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. Aan het eind van dat jaar bleek echter dat het niet uitgegeven geld op de begrotingspost spoorwegen per saldo méér bedroeg dan het extra toegevoegde bedrag. Het oorspronkelijke budget kwam dus niet eens op! Een soortgelijke situatie speelde ook bij de budgetten voor defensie en klimaat.

Verder viel het op dat de resultaten van het extra geld lang niet altijd goed gevolgd werden door het kabinet. Soms was het al bij de goedkeuring duidelijk dat er nooit zicht zou komen op wat de resultaten van dit extra geld waren, zoals bij de extra middelen van structureel 430 miljoen voor een vermindering van de werkdruk in het onderwijs.

In andere gevallen was het extra geld uitgegeven, maar was het onduidelijk of het nou veel geholpen had. Onderzoek wees uit dat de snelfietspaden om mensen uit de auto te krijgen ook zonder extra middelen zouden zijn aangelegd (ARK, 2020). En in 2018 werd bij de politie het extra budget wel besteed om de criminaliteit te bestrijden, maar leidde dit per saldo niet tot extra agenten. En dat was toch het doel geweest, maar de politie bleek niet te hebben gestuurd op meer rechercheurs en wijkagenten (ARK, 2019).

Verbeteringen

Omdat Rutte IV veel extra uitgaven plant, is het van het grootste belang om de parlementaire controle daarop zo serieus mogelijk te organiseren. Daartoe roept de motie-Seegers/Hermans op (TK, 2022). En daarom een drietal suggesties.

Ten eerste, maak onderscheid tussen echt nieuwe uitgaven waarbij er meer globale maar wel toetsbare doelstellingen aanvaardbaar zijn, en ook tussen extra geld voor bestaand beleid waarvoor er meer concrete doelstellingen wenselijker zouden zijn. Dat maakt immers uit hoe je effecten kunt controleren.

Ten tweede, voorkom dat de kous af is door het geld aan een begroting toe te voegen, en dat het bestedingsplan dan geen rol meer speelt. Daartoe kan het helpen als de plannen openbaar worden, zodat ook het parlement de uitvoering kan volgen. Uit ons onderzoek naar de naleving van de Comptabiliteitswet vorig jaar bleek trouwens dat er nog heel veel te winnen zou zijn als ministers de Kamer zouden informeren over de doelmatige inzet van publiek geld (ARK, 2021).

Ten derde, integreer de Monitor Brede Welvaart in de begrotingscyclus. Dat kan door voor het kabinetsbeleid met een brede set kengetallen te komen, en daarbij vooraf uiteen te zetten welke invloed deze set op de extra uitgaven heeft. Alleen dan wordt het duidelijk of de plannen het beoogde effect kunnen sorteren.

Geduld

Onze ervaring is dat een kabinet toch al snel twee jaar nodig heeft om een beetje zicht te krijgen of een uitvoering in voldoende tempo de juiste kant op gaat, dus of wens tot resultaat leidt. Dat vergt onder meer tijd en geduld. Behalve extra geld, verdient geduld in Den Haag ook wel een ‘intensivering’. Maar ook dat wist Le Petit Prince al.

(Deze blog is ook als column gepubliceerd in ESB)