Europese bankenunie houdt rekenkamers buiten de deur

Weblog

Na de bankencrisis is er in Europa veel ondernomen om te voorkomen dat er opnieuw een situatie kan ontstaan waarin banken met staatssteun overeind moeten worden gehouden. Zeven Europese rekenkamers onderzochten wat de stand van zaken is op het gebied van de afwikkeling van banken in ernstige financiële problemen. Wat bleek? Deze onafhankelijke controlereus kwamen in bijna alle gevallen voor gesloten deuren te staan. Inzage in belangrijke documenten werd de rekenkamers ontzegd.

Ruim 10 jaar na de financiële crisis wordt de wereld opnieuw met een ongekende crisis geconfronteerd. Ook nu leidt dat tot een sterke krimp van Europese economieën met een voorspelbaar effect op het aantal oninbare leningen bij Europese banken. Net als destijds kan dat vragen oproepen of banken die klap wel aankunnen. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt gelukkig dat banken zelfs in een somber scenario voldoende gekapitaliseerd blijven. In de financiële crisis was dat laatste echter niet het geval en moesten omvallende banken op grote schaal worden gered met steun van nationale overheden. In Nederland alleen al voor ruim € 46 miljard. In 2012 werd de Europese bankenunie opgericht om herhaling hiervan te voorkomen. De bankenunie regelt met geharmoniseerde Europese wetten strenger toezicht op banken en zorgt dat falende banken beheerst worden afgewikkeld. Met als doel dat te doen zonder negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit en zonder dat de kosten worden afgewenteld op de belastingbetaler. In 2014 werd de Europese Centrale Bank (ECB) verantwoordelijk voor het toezicht op alle banken. In 2016 werd de Single Resolution Board (SRB) verantwoordelijk voor het op een gecontroleerde manier afwikkelen van falende banken. De ECB en SRB voeren deze taken zelf uit voor de circa 130 grootste banken van de eurozone, zoals de ING, ABN AMRO en Rabobank. Nationale autoriteiten – bij ons DNB – doen dit voor middelgrote en kleine banken, zoals Van Lanschot, Triodos, Achmea Bank et cetera.

De vraag is of die nationale autoriteiten dat goed doen. Is het toezicht overal in de eurozone hetzelfde? Verloopt de voorbereiding op afwikkeling van falende banken op een vergelijkbare manier? In 2017 bleek uit onderzoek van 5 rekenkamers in de eurozone (Cyprus, Duitsland, Finland, Nederland en Oostenrijk) dat er verschillen tussen landen zijn in het toezicht op middelgrote en kleine banken. En nu blijkt uit een onderzoek van 7 rekenkamers (opnieuw Duitsland, Finland, Nederland en Oostenrijk en daarnaast Estland, Portugal en Spanje) dat ook bij de voorbereiding op het afwikkelen van falende middelgrote en kleine banken verschillen tussen landen optreden. De plannen hiervoor verschillen per land, inhoudelijk en procesmatig. Dat komt mede doordat de eerdergenoemde SRB zich bij het opstellen van guidance voor die plannen geconcentreerd heeft op de grote banken en niet op de kleinere.

Is dat erg, want het zijn maar kleinere banken, nietwaar? Toch wel. Het gaat om bijna 6.000 banken in de eurozone.  Samen bedienen ze veel Europese burgers. Daarbij komt dat bij een ongunstige samenloop van omstandigheden ook kleine banken economische en financiële crises kunnen veroorzaken. Als de plannen om met falende banken om te gaan verschillen tussen landen, kunnen we opnieuw in een situatie komen waarin banken in sommige landen met staatssteun overeind worden gehouden. De bankenunie maakt zijn doel, consistente en geharmoniseerd toepassing van regels in de eurozone, dus nog niet helemaal waar.

Een andere conclusie is niet alleen zorgelijk maar zelfs onacceptabel. Eerder zagen we al dat de ECB het bankentoezicht grotendeels onder haar vertrouwelijkheidsregime schaart. Hierdoor kregen nationale rekenkamers geen toegang  tot documentatie die ze nodig hebben voor hun onafhankelijke controle van het toezicht op middelgrote en kleine banken. Sindsdien heeft de ECB afspraken gemaakt met de Europese Rekenkamer over toegang tot toezichtinformatie voor de grote banken. Voor nationale rekenkamers is dit echter nog niet opgelost. Nu zien we bij de SRB iets vergelijkbaars gebeuren. De SRB wilde nationale rekenkamers allerlei voorwaarden opleggen. Daaraan konden zij niet voldoen zonder hun onafhankelijkheid in het geding te brengen. Hierdoor kregen de rekenkamers uiteindelijk geen inzage in de belangrijkste documenten. Europese instellingen belemmeren op deze manier nationale rekenkamers in de uitoefening van het wettelijk vastgelegde taken om onafhankelijke controle te verrichten.

In Nederland gaat de Rekenkamerfunctie terug tot in de middeleeuwen. Tot het proto-Europese, Bourgondische rijk. Dat macht tegenmacht behoeft door middel van onafhankelijke controle op de besteding van publiek geld, kan met recht een eeuwenoude Europese traditie worden genoemd. Nu anno 2020 meer taken zijn overgedragen aan het Europese niveau, is van belang dat diezelfde checks-and-balances niet worden aangetast. Dat zou een stap achteruit in plaats van vooruit zijn. Terwijl uit het onderzoek van Europese rekenkamers ook blijkt dat het toezicht op de banken sinds 2008 versterkt is en dat de voorbereidingen op resolutie van de grond af zijn opgebouwd. Vertrouwen in de banken en hun toezichthouders is juist gebaat bij een ECB en SRB die onafhankelijke controleurs onvoorwaardelijk toegang geven tot alle informatie die zij nodig hebben.