Verantwoordingsdag: antwoord op de vraag hoe verder?

Weblog

De vraag of de burger waar krijgt voor zijn belastinggeld, is de hamvraag in de democratie. Het antwoord zou centraal moeten staan bij het terugkijken naar bereikte resultaten en uitgegeven geld. Toch is op basis van de jaarlijkse verantwoording die vraag te vaak niet goed te beantwoorden. Soms omdat we het geld niet goed kunnen volgen, soms omdat inzicht in resultaten ontbreekt. Dat was op woensdag 16 mei 2018 de boodschap bij het aanbieden van ons onderzoek naar de verantwoording van de ministers. 

Arno Visser

Dat de minister van Financiën op die ene dag in mei alle jaarverslagen van de ministeries op tijd aanbiedt is niet vanzelfsprekend. En dat daar direct een goedkeurende verklaring van de Algemene Rekenkamer bij volgt ook niet. Nog maar 30 jaar geleden was dat echt heel anders. Het duurde soms jaren voordat een jaarverslag van een ministerie er was. Een grote samenwerkingsoperatie waarin de Minister van Financiën, de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer samenwerkten was nodig. Die ging de geschiedenis in als Operatie Comptabel Bestel.
Er is sindsdien veel veranderd en verbeterd, ere wie ere toekomt. De rechtmatigheid ligt tegenwoordig boven de 99% en er zijn minder problemen in de bedrijfsvoering. Maar verantwoorden vraagt meer dan dit: geld en organisatie moeten resultaat opleveren, daar wil je inzicht in! 

De mogelijkheden die informatie- en communicatietechnologie zijn immens verbeterd. Maar weet een belastingbetaler nu meer over wat er met zijn belastinggeld gebeurt? Of in ieder geval de volksvertegenwoordiger? Helaas vaak niet. Er zijn diverse initiatieven van het kabinet, maar die staan te veel los van elkaar. De Tweede Kamer vroeg ook om extra informatie: het werd de ‘Monitor Brede Welvaart’. En veel andere publieke organisaties verantwoorden zich op een eigen manier, volgens eigen standaarden. 

De mogelijkheden die informatie- en communicatietechnologie zijn immens verbeterd. Maar weet een belastingbetaler nu meer over wat er met zijn belastinggeld gebeurt?

We betalen het leeuwendeel van ons belastinggeld aan Den Haag via de Belastingdienst, maar geen minister in Den Haag geeft integraal aan wat daarmee bereikt wordt. Ondanks de enorme hoeveelheid aan informatie die al die publieke organisaties wel degelijk verzamelen. De diverse verbeterpogingen van het kabinet (denk aan de nieuwe comptabiliteitswet, de door dit kabinet gestarte Operatie Inzicht in Kwaliteit, de digitale rijksbegroting, maar ook de toegenomen hoeveelheid informatie die als open data beschikbaar is) lijken niet met elkaar verbonden: verkokerde verantwoording dreigt. Daar is echt nog werk aan de winkel. 
Daarnaast zijn er suggesties van deskundigen. De bekende hoofdeconoom van een bekende bank, Kees Vendrik, mengde zich recent in het debat. Niet lang daarna volgde Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Vendrik pleit voor een aanpak waarin “beleidsvelden die een langetermijnvisie vereisen in samenhang worden doorgeakkerd.” Volgens hem wordt teveel naar individuele maatregelen en budgetten gekeken. Vendrik wil “ministeriële onthechtheid”. Putters werkt het idee van Vendrik uit en stelt een nieuwe indeling van de rijksbegroting voor, “volgens de uitdagingen van de nieuwe tijd”. Putters wil dus af van ministers met een eigen begroting en een eigen verantwoording. Dat gaat nog verder dan Vendriks ministeriele ‘onthechtheid’. Wat blijft dan over van ministeriële ‘verantwoordelijkheid’? En wat zou dat betekenen voor verantwoording van een minister aan de Kamer?

Een beetje gehechtheid van een minister aan zijn eigen boekhouding is geen slechte eigenschap

Laten we daarom eerst kijken naar de klassieke doelstelling van die ministeriële verantwoordelijkheid. De volksvertegenwoordiging moet op basis van de feiten een debat kunnen voeren over de effectiviteit van de beschikbaar gestelde publieke euro. De jaarverslagen vormen daarmee niet alleen de basis voor dat debat, maar ook voor de beslissing die daarna komt: hoe verder? 

Ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair budgetrecht zijn het ankerpunt in de relatie tussen parlement en kabinet. De voorstellen van Vendrik (ministeriële onthechtheid) en Putters (geen ministeriële begroting maar een ‘uitdagingsbegroting’) verzwakken die relatie. Want waar iedereen verantwoordelijk is, omdat alles met elkaar samenhangt, is niemand verantwoordelijk – en daarmee niemand politiek aanspreekbaar. Wie geeft dan het antwoord op de hamvraag? Waar zit dan het aansluitpunt voor verbetering en ‘meer waar voor je geld’? 
Vandaar dat de Algemene Rekenkamer bepleit dat er op een betere manier vooraf duidelijk wordt gemaakt wat je wilt bereiken, opdat je achteraf kunt vaststellen of en in hoeverre dat is gebeurd. En natuurlijk kan de inzet van de publieke euro in onderwijs, leiden tot resultaat in het politiek domein van de minister van volksgezondheid. Maar wel met duidelijke doelstellingen vooraf en achteraf goede controle erop. Zodat het geld wel goed te volgen is door de diverse overheidslagen, en resultaten wel samenhangend in beeld worden gebracht. Dat is wat je wilt. Een beetje gehechtheid van een minister aan zijn eigen boekhouding is geen slechte eigenschap.