Ramingen individuele maatregelen, uitgaven en ontvangsten moet beter

Deelonderzoek behorend bij verantwoordingsonderzoek ministerie van Financiën en Nationale Schuld.

De Tweede Kamer heeft zorgen over de afwijkingen tussen de budgettaire ramingen en de realisaties. Mede naar aanleiding daarvan heeft de Tweede Kamer in 2024 een motie van het lid Van Oostenbruggen c.s. aangenomen, waarin de Algemene Rekenkamer wordt verzocht onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de grote verschillen tussen de ramingen van het begrotingstekort en de uitkomsten (Algemene Rekenkamer, 2025). De door de minister van Financiën ingestelde Expertgroep Realistisch Ramen (2025) heeft zich ook uitgesproken over deze ramingsafwijkingen en heeft aanbevolen om de methoden voor het maken van ramingen te verbeteren, zodat de nauwkeurigheid van de begrotingstekorten toeneemt.

In ons rapport Staat van de Rijksverantwoording 2024 gaan we nader in op deze zorgen. Aanvullend op het werk van de expertgroep noemen we daarin een aantal concrete voorbeelden waaruit blijkt dat het realiteitsgehalte van ramingen van maatregelen en projecten beter moet. Zo zagen we dat de schommelingen in het budget voor Asiel en Migratie zorgen voor risico’s in de uitvoering, en dat bij de renovatie van het Binnenhof er te weinig gecommuniceerd werd over onzekerheden. De raming van belastingontvangsten vraagt extra aandacht omdat de budgettaire gevolgen van belastingmaatregelen vaak niet scherp in beeld zijn en snel bijsturen niet mogelijk is. Kortom, het is belangrijk dat de minister van Financiën aan de slag gaat met de aanbevelingen van de expertgroep. Voor een goede invulling van haar budgetrecht kan de Tweede Kamer de ramingen van individuele maatregelen, programma’s en begrotingsartikelen kritisch bekijken en de verantwoordelijk minister hierop bevragen.

Een tweede punt waar we aanvullend op het werk van de expertgroep onderzoek naar hebben gedaan, gaat over de manier waarop het ministerie van Financiën de raming van het begrotingstekort beheert, voldoet aan de normen uit de Comptabiliteitswet. Hierover concluderen we dat de organisatie en het proces van de totstandkoming van de raming van het begrotingstekort over het algemeen ordentelijk en controleerbaar zijn. Zo zien we dat het proces wordt uitgevoerd volgens de werkwijze uit de Rijksbegrotingsvoorschriften. Ook zijn er voldoende interne controles ingebouwd om fouten te signaleren en te voorkomen. De toegang tot systemen en bestanden is beperkt tot geautoriseerde medewerkers.

Toch vallen ons 2 zaken op aan het beheer van de raming van het begrotingstekort. Ten eerste zien we een risico voor de continuïteit bij de raming van de rijksinkomsten omdat er slechts een beperkt aantal medewerkers inhoudelijk bij zijn betrokken. Een tweede punt gaat over het ramingenproces in het algemeen. De minister heeft dat in het verleden te weinig geëvalueerd. Het is positief dat de minister hier inmiddels een expertgroep naar heeft laten kijken, maar hij had het ramingenproces eerder en systematischer kunnen laten evalueren. Want ondanks dat uit dit onderzoek blijkt dat het proces over het algemeen goed verloopt kunnen er grote verschillen ontstaan tussen raming en realisatie. Uit het Financieel Jaarverslag Rijk 2024 blijkt dat het totaal aan niet-bestede middelen € 18,6 miljard bedraagt. Dit komt doordat er voor € 17 miljard uitgaven nog niet zijn gerealiseerd of naar achteren zijn doorgeschoven. Ook zijn er meevallers van € 1,6 miljard. Het is dus van belang dat de minister goed zicht houdt op (grote) verschillen tussen raming en realisatie en dat evalueert.

Lees meer over dit onderzoek in paragraaf 4.5.13 (pagina 81) van Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Financiën en Nationale Schuld.