Toespraak Arno Visser ter nagedachtenis aan Saskia Stuiveling

Toespraak van president van de Algemene Rekenkamer Arno Visser, uitgesproken tijdens de afscheidsdienst in de Hoflaankerk in Rotterdam op 28 april 2017.

Op de indrukwekkende lijst van activiteiten van Saskia valt het voorzitterschap van een literatuurprijs op. Niet omdat ze de dochter van een bekende hoogleraar letterkunde was. Maar omdat de roman die dat jaar won als titel had: ‘Publieke Werken’. Voor mij, haar opvolger bij de Algemene Rekenkamer, zijn die twee woorden toepasselijk bij haar nagedachtenis: publieke werken. Want Saskia Stuiveling was niet alleen een markant persoon, met een caleidoscopische belangstelling. Haar leven was verweven met het openbaar bestuur. Haar publieke functie maakte haar breed bekend. Meer dan drie decennia bij de Algemene Rekenkamer, waarvan zestien jaar als president. En hoewel ze vond dat bij de invulling van dat ambt de publieke rol en de private persoon niet hetzelfde waren; het is ontegenzeggelijk een feit dat haar publieke werken en haar bijzondere persoonlijkheid moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het één versterkte het ander. Ze was voor velen de verpersoonlijking van de Algemene Rekenkamer. 

Toen Saskia in 1984 aantrad, trof ze een Rekenkamer aan die naar haar idee een gesloten organisatie was. “Niet heel modern”, vond ze. Dus wilde ze daar verandering in brengen. De ramen moesten open. De Rekenkamer moest mee in de vaart der volkeren, met moderne werkwijzen en een meer divers personeelsbestand. Dat is haar gelukt. Ze zocht samenwerking met collega’s uit andere landen. Zette innovatieve en grensoverschrijdende thema’s op de agenda. En ze sprong rekenkamers bij die hulp nodig hadden. Zoals die in Oost-Europa, dat zich losmaakte van de invloed van Rusland na het verdwijnen van het IJzeren Gordijn. Ze was gezien in de Arabische regio, zoals in Irak na de Golfoorlog, of in Tunesië, niet alleen ná de ‘Arabische lente’ maar al daarvoor. Ze liet zien waar onafhankelijkheid voor stond, niet alleen in woord maar in daad. 

Saskia heeft daarmee tot ver buiten onze landsgrenzen een onuitwisbare indruk gemaakt. De vele condoléances - van Tunis tot Guyana, van Bulgarije tot Indonesië, van Ecuador tot Eritrea - getuigen daarvan. Er kwamen vele persoonlijke herinneringen van collega’s, die terug gaan tot een bezoek aan de Washington in 1986 en doorlopen tot haar voorzitterschap van het congres van de 50 Europese Rekenkamers in 2014. Mijn Israëlische collega herinnerde zich haar te midden van de vele hoogwaardigheidsbekleders als ‘the queen of the congress’. 
Een Nederlandse ambassadeur herinnert zich de samenwerking in de Arabische regio en schrijft: “Met het heengaan van Saskia verliezen wij een krachtige, zeer intelligente, heel hartelijke en solidaire vrouw. Door de nagedachtenis aan haar werken en haar daden te koesteren, kunnen wij haar nog lang en warm in ons midden houden en vervaagt de pijn van het scheiden.” 
Er zijn mensen die het eeuwige leven lijken te hebben. Die niet weg te denken zijn. Omdat ze niet alleen een persoonlijkheid zijn, maar daar bovenuit zijn gestegen en een begrip zijn geworden. Saskia was één van die mensen. Ze was niet alleen een gedreven vakvrouw, een bevlogen president, een creatieve denker, maar ook voor velen een zorgzame en attente collega – ze was dat allemaal. Een ‘instituut in een instituut’, zoals collega Kees Vendrik treffend zei. Als mens inspirerend, en voor mij als collega een cadeau om mee samen te hebben mógen werken. 

Dienstbaar aan de publieke zaak. Ze tekende haar laatste onderzoeksrapport tijdens haar afscheidsreceptie in de Ridderzaal. Een oud-minister die haar na enige tijd wachten in een lange rij eindelijk kon begroeten, moest maar even wachten, terwijl ze alles nog even doornam en die laatste handtekening zette. Er is de afgelopen week veel geschreven over de invulling van haar publieke werken. En vaak kwam terug dat ze de profeet van de digitalisering was. En hoe ze zichzelf ironisch omschreef als ‘wandelend slecht nieuws’. 

Graag zet ik de schijnwerper op een eigenschap van Saskia die wat minder is belicht. Bijzonder was dat ze vooral onderzoeker was gebleven. Ze wilde altijd weten wat er écht gebeurde. Wat de op feiten gestoelde waarheid was. Haar aandacht voor nieuwe fenomenen als ‘open data’ en ‘geo-informatie’ kwam voort uit de queeste die werkelijkheid beter te begrijpen. En: te helpen voorkomen dat Den Haag verstrikt zou raken in de papieren werkelijkheid van beleid. Ze wilden weten hoe het werkelijk zat. Zoals ze zelf zei op de derde woensdag van mei in 2013: “We zijn op zoek naar de waarheid over de werkelijkheid. Daar ligt de basis voor adequaat overheidshandelen.” 
In die rol van onderzoeker had ze de lange adem van de duurloper. Ze haalde inspiratie uit andere disciplines. Altijd borrelden er ideeën op. En ze bewaarde die tot het juiste moment. Columnist Jan Kuitenbrouwer stelde het zichzelf zo voor: “Als een identificatiehond hoeft ze maar langs een overheidsgebouw te lopen en ze ruikt het. Daar ligt een ontspoorde deregulering. Een fatale bezuiniging. Een rottende hervorming.” 
Voor Kuitenbrouwers geestesoog pakte Saskia dan haar mobieltje om het ‘bergingsteam’ te bellen. Maar zo ging het in werkelijkheid niet altijd. Meer dan eens dacht ze lang en diep na over de aanpak of insteek van een onderzoek. Ze nam de tijd. 
Nog maar enkele maanden geleden – dus anderhalf jaar na haar afscheid als president – publiceerden we nog een onderzoek waarvoor Saskia aan de basis stond. Ze had ooit in een consumentenprogramma misstanden gezien in de medische wereld die te herleiden waren tot een overheidsaanpak vanuit de EU, die consumenten juist moet beschermen. Ze was verbaasd en verontwaardigd, maar hoedde zich voor overhaaste conclusies. 
We moesten het wél op innovatieve manier aanpakken. Dat kost tijd, maar het is wel gebeurd. En met succes: op dit moment zijn diverse rekenkamers in de EU-lidstaten gezamenlijk bezig aan verdere data-analyse - meer dan vier jaar nadat zij dat consumentenprogramma had gezien en vond dat we daarmee iets moesten doen. 
Goed onderzoek kost tijd, wist ze. En iets goed uitvoeren ook. Het begrip tijd fascineerde haar. Ze onderscheidde ‘echte tijd’ – de tijd die een project nodig heeft – van wat zij ‘politieke tijd’ noemde – de tijd die een project kreeg om uitgevoerd te worden. En ze kwam met een methodische aanpak die ze ontleende aan de wiskunde, de ‘vierkantsvergelijking’, om politieke ambities kritisch maar onpartijdig tegen het licht te houden. De beschikbare tijd moest bijna mathematisch worden afgezet tegen ambities, mensen en middelen. Zelf nam ze ook tijd als ze dat nodig achtte. “Saskia is aan het broeden,” was een gevleugelde uitdrukking als een onderzoek bij haar ter beoordeling lag, en bleef liggen. Soms lang bleef liggen. Terwijl de beoogde publicatiedatum steeds dichterbij kwam. 

Maar het wachten werd beloond. De creativiteit van Saskia zorgde meestal voor een ingeving, die het onderzoek een nieuwe wending gaf. Of een nieuwe vorm. Ze bedacht bijvoorbeeld dat het ideale rapport op een bloem moest lijken, waarvan je de losse blaadjes in de volgorde die jou uitkwam kon plukken. Niet meer beginnen bij hoofdstuk 1 tot het logisch einde. Nee, ieder hoofdstuk moest apart leesbaar zijn en het lezen in iedere mogelijke volgorde leidde tot de conclusie, die als stamper en stempel bij een bloem de kern van het onderzoek vormden: vruchtbare conclusies en aanbevelingen. Een echte bloemlezing dus. 
Ook dit idee was weer herleidbaar tot het begrip tijd. Naar haar mening zijn we het tijdperk van het lineaire denken voorbij en moet daar iets anders voor in de plaats komen. Opmerkelijk was dat Saskia tijd nam als ze dat nodig achtte, maar tegelijkertijd heel ongeduldig kon zijn. Ze wilde resultaten zien. “Je blijft in dezelfde groef hangen”, riep ze als iemand in herhaling viel. Of ze voegde iemand die onderuitgezakt aan tafel zat streng toe: “Het is hier een workshop!” En we hebben haar allemaal wel eens horen zeggen: “Ik vertel het nog één keer.”

Toen Saskia in mei 2015 - nog geen twee jaar geleden - afscheid nam van de Algemene Rekenkamer, had ze nog zoveel plannen, zoveel ideeën. In de sfeer van cultuur, internationale betrekkingen, open data. Ze verwees naar de hoge leeftijd van haar moeder en prepareerde zich op een lang vervolg. En ze ging eindelijk orde scheppen in haar persoonlijke archief, opgeslagen in een loods van 6 bij 13 meter. 

Ze had er als afscheidscadeau een shredder voor gevraagd en gekregen. En ze had al bedacht hoe haar nieuwe visitekaartje eruit zou zien: ‘Saskia Stuiveling, ontzamelaar’, zou erop staan. Wij, haar oud-collega’s, verwachtten daarom van alles en als vanouds onverwachte ideeën en ontwikkelingen. Maar niet het nieuws dat ons vorige week bereikte. Ik zag Saskia kort geleden bij de afscheidsreceptie van Kees Vendrik voor het laatst. Ze kwam vanwege Kees, maar had attent als ze was ook nog een boekje bij zich voor mijn dochter. Vrijdag kreeg ik een telefoontje van Olga, die jarenlang haar steun en toeverlaat was bij de Rekenkamer. Ik bevond me op dezelfde plek waar ik vijf jaar geleden van Saskia het verlossend telefoontje kreeg over mijn voordracht voor het college. Nu kreeg ik als haar opvolger het bericht over haar voor iedereen volstrekt onverwachte en onaangekondigde overlijden. Laten we blijvend herinneren wat Saskia met haar onuitputtelijke, persoonlijke inzet bereikte aan publieke werken. 

Laten we haar blijvend in ons hart sluiten als de unieke persoon die zij was.