Uitvoering slachtofferrechten door het Openbaar Ministerie
Deelonderzoek behorend bij het verantwoordingsonderzoek ministerie van Justitie en Veiligheid.
Dit jaar onderzochten we in ons verantwoordingsonderzoek het beleid dat de minister van Justitie en Veiligheid heeft gevoerd rond rechten van en voorzieningen voor slachtoffers. Doelen van de minister zijn dat slachtoffers worden erkend, zorgvuldig bejegend en geïnformeerd, en dat zij een sterke positie in het recht hebben. De afgelopen decennia zijn veel nieuwe slachtofferrechten geïntroduceerd, waaronder het recht om te spreken in de rechtszaal. De minister heeft het Openbaar Ministerie (OM) vanaf 2011 ook met diverse wetswijzigingen opgedragen om slachtoffers van misdrijven te informeren over de voortgang van de strafzaak tegen de verdachte(n) van het misdrijf.
We onderzochten de informatieplicht van het OM richting slachtoffers. Als het OM met een zaak aan de slag gaat, heeft het als taak om de betrokken slachtoffers die dat willen over de voortgang van de zaak te informeren. Slachtoffers hebben onder andere sinds 2011 recht op informatie over de datum van de rechtszitting en over de uitspraak. En sinds 2017 moet het OM slachtoffers binnen 1 week op de hoogte stellen van de vrijlating van een verdachte uit voorlopige hechtenis.
Conclusie en oordeel
Bijna 1 op de 5 slachtoffers wordt niet adequaat geïnformeerd door het OM. Het gaat dan om het niet naleven van een wettelijke informatieplicht, het niet inventariseren van de informatiewens, het niet tijdig reageren op het verzoek om kennis te nemen van processtukken én om andere tekortkomingen die ons opvielen in de informatievoorziening aan slachtoffers. Soms gaat het op meer dan 1 punt niet goed: slachtoffers ontvingen dan bijvoorbeeld niet alle wettelijk verplichte informatie en ook niet binnen 6 weken een reactie op hun verzoek om kennis te nemen van de processtukken.
Het OM leefde medio 2024 één van de wettelijke plichten voor informatie aan slachtoffers in het geheel niet na. Dat is de plicht om slachtoffers in zaken die het OM voor de rechter brengt, te informeren over de aard van de tenlastelegging. Deze verplichting staat sinds 2017 in het Wetboek van Strafvordering. De Algemene Rekenkamer begrijpt als geen ander dat er soms een gat zit tussen wettelijke verplichting en de praktijk. En het is normaal dat mensen soms fouten maken. Maar dat juist het OM een wettelijke verplichting zo lang in zijn geheel niet heeft nageleefd vinden we wel heel wrang. Het geeft ook stof tot nadenken voor de minister en de leiding van het OM, over hoe dit zo lang heeft kunnen duren.
Het OM heeft daarnaast bijna 7% van de slachtoffers niet volledig geïnformeerd over andere onderwerpen dan de tenlastelegging, terwijl dat volgens de wet wel had gemoeten. Zij ontvingen geen (correcte) zittingsdatum, geen afschrift van de OM-strafbeschikking of niet (op tijd) informatie over de vrijlating van een verdachte uit voorlopige hechtenis. Over alle slachtoffers in zaken die in juni en juli 2024 zijn afgedaan met een strafbeschikking of vonnis, voldeed het OM bij enkele honderden slachtoffers niet aan zijn wettelijke informatieplicht.
We beoordelen het niet eerder implementeren van 1 wettelijke plicht en het niet volledig informeren van slachtoffers die informatie wilden ontvangen over andere verplichte onderwerpen als een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering van het Openbaar Ministerie. Zie hiervoor ook paragraaf 4.7.5 van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Justitie en Veiligheid.
Als een slachtoffer niet goed wordt geïnformeerd over dit soort belangrijke zaken, kan dit impact hebben op het welbevinden, op mogelijkheden om schade te verhalen in het strafproces en op het gevoel serieus te worden genomen door het OM. Dit beschadigt mogelijk het vertrouwen van slachtoffers en hun naasten in instituties.
19,4 % van slachtoffers niet adequaat geïnformeerd

Lees meer over dit onderzoek in paragraaf 3.2 (pagina 19) van Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Justitie en Veiligheid. |