Coördinatie prestaties in de strafrechtketen

Deelonderzoek behorend bij het verantwoordingsonderzoek ministerie van Justitie en Veiligheid.

De strafrechtketen verwerkt jaarlijks een groot aantal zaken. In 2023 registreerde de Politie 802.000 misdrijven. De verdachten en slachtoffers krijgen te maken met de strafrechtketen. Het strafrecht heeft 4 doelen: vergelding, afschrikking, voorkomen van herhaling en bescherming van de maatschappij. Het is belangrijk dat de afhandeling van zaken in het strafrecht niet alleen inhoudelijk goed is, maar ook dat de afhandeling niet te lang duurt. Een te lange doorlooptijd gaat ten koste van de doelen van het strafrecht en heeft een grote invloed op de slachtoffers en verdachten.

In de tijd dat een zaak in behandeling is, zitten slachtoffers en verdachten in onzekerheid. Vaak gaat deze periode gepaard met stress en soms kan de situatie in deze tijd escaleren. Voor met name jeugdige verdachten die nog volop in ontwikkeling zijn is het van belang zo snel mogelijk een straf of maatregel op te leggen. Maar ook slachtoffers van seksuele misdrijven die daardoor emotionele schade lijden, hebben er baat bij dat hun strafzaak niet lang blijft voortduren. In dit onderzoek hebben we specifiek gekeken naar deze 2 groepen. Vanwege de grote maatschappelijke impact zijn zij namelijk de prioriteit van de ketenpartners in de strafrechtketen.

Conclusie en oordeel

De minister coördineert de bedrijfsvoering van de strafrechtketen te weinig. Wat opvalt is dat de maatregelen, met uitzondering van de ketencoördinatoren, vooral gebaseerd zijn op met elkaar het gesprek aangaan en dingen op papier verbeteren, zoals in de planning-en-controlcyclus. De verbeteringen die de minister doorvoert zijn in ontwikkeling (portfoliomanagement), tijdelijk (ketencoördinatoren), vanzelfsprekend (geen tegenstrijdige aanschrijvingen in de planning-en-controlcyclus), of onvoldoende (uitvoeringstoetsen). Wij beoordelen de maatregelen dan ook als ontoereikend. Bij de opzichzelfstaande organisaties Politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak stelt de minister zich te afwachtend op. Dit ondanks de wettelijke mogelijkheden die hij heeft rond hun bedrijfsvoering. Deze wettelijke bevoegdheden heeft de minister zelf uiteengezet in zijn brief als reactie op de motie Ellian (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2024c).

Het is van groot belang dat er mensen zijn die in het belang van de keten denken en dat er ketenoverstijgende coördinatie door de minister is. Het verkorten van doorlooptijden kan pas echt plaatsvinden als er coördinatie vanuit de minister is en als de ketenpartners deze coördinatie ook accepteren. Als we kijken naar doorlooptijden van zaken hebben deze een groot bedrijfsvoeringselement: ten aanzien van planning, roostering, personeelsbeleid, financiering en digitalisering. Hierop mag en moet de minister coördineren en toezicht houden.

Bij de onafhankelijke positie van de Rechtspraak hoort ook een bijzondere verantwoordelijkheid om de eigen bedrijfsprocessen op orde te brengen en de doorlooptijden te verkorten. Dat dit nodig is blijkt uit het jaarverslag (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2025, pagina 120/121). De Rechtspraak haalt de eigen standaarden voor doorlooptijden niet en dat geldt voor alle rechtsgebieden (strafrecht, bestuursrecht, civiel recht). De rechtzoekende wacht hierdoor te lang op zijn recht.

De lange doorlooptijden in de strafrechtketen hebben grote maatschappelijke gevolgen, voor slachtoffers en verdachten. Zij wachten te lang op uitsluitsel over hun zaak en leven in de tussentijd in onzekerheid. De beoogde doelen van het strafrecht – vergelding, afschrikking, voorkomen van herhaling en bescherming van de samenleving – staan door te lange doorlooptijden onder druk. En dat is zorgelijk. De tekortkomingen in de coördinerende taken van de minister van JenV en de achterblijvende prestaties in de strafrechtketen beoordelen wij daarom als een onvolkomenheid. In § 4.7.3 van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Justitie en Veiligheid lichten wij deze onvolkomenheid verder toe.

Aanbevelingen

Op basis van ons onderzoek hebben wij de onderstaande aanbeveling aan de minister van Justitie en Veiligheid en de Raad voor de rechtspraak:

Maak gebruik van de wettelijke bevoegdheden om aanwijzingen te geven aan ketenpartners in de strafrechtketen over hun bedrijfsvoering om het algemene ketenbelang te behartigen. Deze wettelijke bevoegdheden heeft de minister zelf uiteengezet in zijn brief als reactie op de motie Ellian (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2024c).

  • Richt dit op knelpunten en bereik dit via verbetering van sturingsinformatie en het uniformeren van (werk)processen.
  • Benut hierbij wetenschappelijke inzichten omtrent logistiek en andere operationele processen.
  • Stel hierbij centraal wat de uitvoering nodig heeft om de taken adequaat uit te voeren.

Aan de ketenpartners in de strafrechtketen doen wij de volgende aanbeveling:

Geef de minister van JenV de ruimte om op de bedrijfsvoering zijn coördinerende taken uit te voeren. Beslissingen in het belang van de hele keten kunnen soms niet de optimale beslissing zijn voor een individuele ketenpartner. Maar voor de burger zijn de prestaties in de hele strafrechtketen van belang, niet de individuele prestaties in de ketenpartners.

Lees meer over dit onderzoek in paragraaf 4.3 (pagina 36) van Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Justitie en Veiligheid.