Bekostiging Rechtspraak mengvorm van modellen

Sinds 2002 wordt de Rechtspraak in Nederland gefinancierd via prestatiebekostiging. Dat betekent dat sindsdien het aantal verwachte zaken bij de gerechten leidend is voor het jaarlijkse budget dat de minister van VenJ op zijn begroting reserveert voor de Rechtspraak. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat deze wijze van bekostiging heeft bijgedragen aan het beheersen van de kosten, die voor 2002 sterk stegen. Vanaf 2010 voert de minister van VenJ het systeem van prestatiebekostiging niet meer uit zoals het bedoeld is. Mede door budgettaire krapte financiert de minister sindsdien vooraf minder dan het aantal verwachte zaken. Meer productie wordt wel achteraf gefinancierd, maar niet volledig. Gerechten moeten hierdoor vooraf hun reserves aanspreken, zodat te allen tijde recht kan worden gesproken. Daardoor is een mengvorm van bekostigingsmodellen ontstaan. Welke gevolgen dit heeft voor de kwaliteit van de rechtspraak is onduidelijk.'
Dit staat in het rapport “Bekostiging Rechtspraak: gevolgen voor doelmatigheid” dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert.

Bekostiging van de Rechtspraak: gevolgen voor doelmatigheid

Sinds 2002 is prestatiebekostiging in de rechtspraak ingevoerd. Aanleiding was de groei van de kosten terwijl de productie gelijk bleef. Sindsdien wordt de Rechtspraak bekostigd op basis van het aantal rechtszaken. In 2005 zijn twee doelmatigheidsprikkels geïntroduceerd: de gerealiseerde productie wordt achteraf verrekend en de Rechtspraak mag eigen vermogen opbouwen. De verrekening van productieverschillen moet de Rechtspraak prikkelen zoveel mogelijk zaken af te doen. Als de Rechtspraak niet uitkomt met de afgesproken prijzen, teert ze in op het eigen vermogen. Het eigen vermogen moet daarom toereikend zijn om de continuïteit de Rechtspraak te waarborgen. In het uiterste geval moet de minister van VenJ een negatief eigen vermogen aanzuiveren. 
 In de praktijk ziet de Algemene Rekenkamer evenwel dat de hoogte van het budget vooraf mede afhankelijk is van de beschikbare middelen van de minister van VenJ. Prestatiebekostiging bij de Rechtspraak vertoont daarmee ook kenmerken van budgetfinanciering. 
 De Algemene Rekenkamer constateert dat de doelmatigheidsprikkels niet leidden tot verdere verlaging van de kosten per rechtszaak. We zien wel dat sinds de invoering van prestatiebekostiging de kosten, na een lange periode van stijging zijn gestabiliseerd en de  productiviteitsdaling tot stilstand is gekomen. De laatste jaren is veel aandacht uitgegaan naar kostenbeheersing. Het effect op de kwaliteit is echter niet duidelijk. Het ontbreken van goede informatie over de ontwikkeling van de kwaliteit en over de mogelijkheden voor  doelmatigheidsverbetering, staat het maken van een goede afweging tussen prijs en kwaliteit in de weg. 

Aanbevelingen

De Algemene Rekenkamer beveelt de minister van VenJ aan om bij beperking van het budget voor de Rechtspraak ook duidelijk aan te geven welke gevolgen dit heeft voor het aantal te financieren zaken, de prijs en het gewenste kwaliteitsniveau en welke risico’s daarmee gepaard gaan. 
 De Algemene Rekenkamer beveelt de Rechtspraak aan om te investeren in betere informatie over de kosten en de kwaliteit van de Rechtspraak. Ontwikkel een manier waarmee de kwaliteit van de uitspraken kan worden gevolgd en de verschillen en oorzaken in kosten per zaak kunnen worden verklaard. 

Wat er speelt binnen de Rechtspraak

In 2012 luidden raadsheren uit Leeuwarden publiekelijk de noodklok over de ervaren productiedruk en de kwaliteit van de rechtspraak. Het bekostigingssysteem wordt vaak als achterliggende oorzaak genoemd. 
 Daarnaast verwacht de Raad vanaf 2016 financiële krapte op de begroting. De kosten stijgen door de noodzakelijke investeringen in het programma Kwaliteit en Innovatie en het herstel tussen werkdruk en kwaliteit. In 2016 zijn, volgens de Raad, de afgesproken prijzen onvoldoende om de kosten te dekken. Dit komt onder meer doordat ook een taakstelling in 2016 is doorgevoerd. Er zijn door de Raad extra bezuinigingsvoorstellen gedaan. Deze voorstellen hebben tot verzet geleid bij betrokken rechters en burgemeesters. In het najaar van 2015 zijn de minister en de Raad de prijsonderhandelingen voor 2017-2019 gestart. 

Reacties en nawoord

De minister van VenJ vindt niet dat de hoogte van de jaarlijkse bijdrage voorziet in een begrenzing voor de geleverde prestaties van de Rechtspraak omdat gebruik kan worden gemaakt van de egalisatierekening van de Raad voor de rechtspraak. Dit klopt, maar deze egalisatierekening is echter bedoeld om achteraf onverwachte zaken te financieren en niet om verwachte productie te financieren. Daarom blijft de Algemene Rekenkamer bij de conclusie dat een mengvorm van bekostigingsmodellen is ontstaan. 
 De Raad voor de rechtspraak kan zich in grote lijnen vinden in onze conclusies en aanbevelingen.