Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het conceptrapport 'Vastgoed mbo'

Op 5 februari 2019 ontving ik van u het conceptrapport 'Vastgoed mbo' in het kader van bestuurlijk wederhoor. Met deze brief ontvangt u mijn reactie op dit rapport. 

Aanleiding

Aanleiding voor uw rapport is dat in de periode 2012-2015 meerdere mboinstellingen, mede door hun huisvestingsplannen, in de financiële problemen zijn geraakt. In uw rapport geeft u een overzicht van de verbetermaatregelen die de afgelopen jaren door mij en mijn ambtsvoorgangers, de inspectie en de mboinstellingen zijn genomen. Zoals u ook aangeeft in uw rapport, blijkt uit de Financiële staat van het onderwijs 2017 dat de financiële positie van de mbosector de afgelopen jaren verder is verbeterd en dat de mbo-sector als geheel nu een stabiel beeld laat zien. De financiële positie per mbo-instelling kent echter een grote diversiteit. De komende jaren wordt de sector geconfronteerd met verschillende uitdagingen, waarvan dalende studentenaantallen er één is. Dit heeft ook gevolgen voor onder andere het vastgoed in de mbo-sector. U geeft in het rapport aan dat hierdoor de betaalbaarheid van het vastgoed op langere termijn onder druk komt te staan. U concludeert dat ikzelf en de inspectie de taak hebben om ons een goed beeld te blijven vormen van de risico's voor de continuïteit van het mbo. Ik zal mij hiervoor de komende tijd blijven inzetten. Uw rapport zie ik als een waardevolle bijdrage om ons en de mbo-sector scherp te houden bij de toekomstige keuzes die gemaakt moeten worden. 

Samenwerking mbo-instellingen

De door u geschetste zorgen over de gevolgen van het dalende aantal mbostudenten deel ik. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van individuele bestuurders om zorg te dragen voor toekomstbestendig onderwijs. Daarbij faciliteren we als departement bestuurders door de (wettelijke) kaders te scheppen waarbinnen dit mogelijk is. In het Bestuursakkoord mbo 2018-2022 heb ik met de mbo-instellingen afgesproken dat zij inzetten op samenwerking in de regio en toewerken naar een aanscherping van hun opleidingsaanbod. Dit draagt bij aan de toekomstbestendigheid van het landelijke en regionale onderwijsaanbod. Dit sluit ook aan op uw aanbeveling, dat samenwerking tussen mbo- en hbo-instellingen kan bijdragen aan de benodigde flexibiliteit in de huisvesting. Ik zou hier graag nog de samenwerking met instellingen in het voortgezet onderwijs aan willen toevoegen. 

Huisvesting mbo

Zoals u aangeeft, helpt ook de t-2 bekostiging de instellingen bij het anticiperen op dalende studentenaantallen. Een dalend aantal studenten heeft immers pas later gevolgen voor de bekostiging. Mbo-instellingen hebben hierdoor meer tijd om hun bedrijfsvoering hierop aan te passen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat mbo-instellingen voldoende flexibiliteit in de huisvesting hebben en houden, waardoor ze sneller kunnen anticiperen op dalende studentenaantallen. Uit de dertiende benchmark MBO blijkt dat de mbo-instellingen in 2017 gemiddeld 80% van de vierkante meters huisvesting in eigendom hadden. Daarbij is er wel een grote variatie tussen de instellingen: een aantal instellingen heeft 100% in eigendom, terwijl er ook een mbo-instelling is die slechts ruim 30% van de vierkante meters in eigendom heeft. Ik zie daarbij, naast de dalende studentenaantallen, nog meer uitdagingen voor de sector zoals het uitvoeren van het Klimaatakkoord. Zoals u terecht aangeeft vraagt dit extra investeringen van de instellingen. 

Aoc's

In uw rapport besteedt u ook aandacht aan de aoc's. Zoals ik in mijn beleidsreactie van 18 april 2018 aan de Tweede Kamer heb aangegeven, deel ik het zorgelijke beeld van de inspectie wat betreft de toekomstbestendigheid van de aoc's. Het rapport van de inspectie is voor mij aanleiding geweest om verschillende maatregelen te nemen. Ten eerste is de bekostiging in het mbo vanaf 2019 geharmoniseerd. Tevens zijn met alle aoc's in 2018 op bestuurlijk niveau gesprekken gevoerd over onder andere de toekomst van het groen onderwijs. Ten derde heb ik in het Bestuursakkoord mbo 2018-2022 afgesproken dat de aoc's in 2018 met de overige mbo-instellingen afspraken maken met als doel om de toekomstbestendigheid van het groen onderwijs te versterken. Deze afspraken maken onderdeel uit van de kwaliteitsagenda van de aoc's. Deze agenda's worden momenteel beoordeeld door de onafhankelijke commissie Kwaliteitsafspraken. 

In bestuurlijke gesprekken met de aoc's gaf een aantal bestuurders aan dat ondanks samenwerking - het stoppen van opleidingen met weinig studenten en het sluiten van kleine vestigingen een actueel vraagstuk blijft. Ik verwacht dat dit ook voor een deel van de roc's en vakinstellingen geldt. Daarom is de ov-kaart voor alle mbo-studenten ook zo belangrijk, omdat studenten hierdoor de mogelijkheid hebben om verder te reizen voor de mbo-opleiding van hun keuze indien nodig. Bovendien zijn de uitkomsten van het onderzoek naar aoc's voor de inspectie reden geweest om een vervolgonderzoek te doen naar de kwetsbaarheid van kleinere mbo-instellingen in het algemeen. 

Aanbevelingen

OCW

Aan het slot van het rapport hebt u mij de aanbeveling gedaan om toe te zien op het gebruik van de verbeterde prognosetool door de mbo-instellingen en de inspectie hierbij te betrekken. De prognosetool is in overleg met de MBO Raad opgesteld. Ik zal instellingen waar mogelijk stimuleren om deze tooi te gebruiken en ook kijken welke rol de prognosetool kan spelen in het toezicht door de inspectie. 

Inspectie

U doet twee aanbevelingen aan de inspectie. Ten eerste dat de inspectie een kwetsbaarheidsanalyse per regio maakt. De inspectie bepaalt jaarlijks (op basis van een risicoanalyse op de financiële kengetallen van de mbo-instellingen en de geplande vierjaarlijkse onderzoeken) de nader te onderzoeken mbo-instellingen. De jaarverslagen van deze geselecteerde afzonderlijke mbo-instellingen worden geanalyseerd op de (begrote) continuïteit en kwetsbaarheid daarvan. Niet alle mbo-instellingen hebben een regionale basis. Met name vakinstellingen, enkele aoc's maar ook enkele roc's hebben specifieke unieke opleidingen of zijn in meerdere regio's actief. De inspectie zal de aanbeveling overnemen om in voorkomende gevallen van blijkende risico's de analyse uit te breiden naar de regio's waarin de besturen actief zijn. 
Daarnaast adviseert u de continuïteitsparagraaf van de instelling verder te verbeteren en een concrete toelichting op te laten nemen op zowel de financiële gevolgen van beleid als op de risico's. Sinds 2016 monitort de inspectie jaarlijks op basis van risico's van financiële kengetallen en voor de vierjaarlijkse onderzoeken maar ook de kwaliteit van de continuïteitsparagrafen van de mboinstellingen. De inspectie heeft daarbij vastgesteld dat een groot deel van de mbo-sector nog verbeteringen kan aanbrengen in deze continuïteitsparagraaf. De inspectie zal de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dan ook verder integreren in haar jaarlijkse onderzoeksaanpak. 

Mbo-instellingen

Tot slot doet u een aantal aanbevelingen aan de mbo-instellingen. Hierbij adviseert u de instellingen onder andere om actief huisvestingsbeleid te voeren, gebruik te maken van scenario's en te zorgen voor actief informatiebeleid en zoals eerder genoemd in mijn reactie het aangaan van samenwerking met andere onderwijsinstellingen. Ik weet dat een deel van de instellingen deze aanbevelingen al (deels) uitvoert. Toch zal ik de sector via de MBO Raad attenderen op deze aanbevelingen en de inspectie vragen om aan deze punten aandacht te besteden in het toezicht. 
Tot slot Een dekkend landelijk en regionaal opleidingsaanbod en de continuïteit van het mbo-onderwijs is voor ons van groot belang. Daarom is het belangrijk dat wij en de mbo-sector scherp blijven wat betreft onze toekomstige uitdagingen. Daarbij moeten alle partijen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid de juiste keuzes blijven maken, zodat er in de toekomst goed mbo-onderwijs verzorgd kan worden met bijpassende huisvesting.

Met vriendelijke groet,

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Ingrid van Engelshoven