Onderbouwing extra miljarden kabinet varieert sterk

Hoe budgetten worden ingezet is voor Tweede Kamer moeilijk te volgen

De onderbouwing hoe de extra miljarden van het kabinet-Rutte III worden besteed varieert sterk in de begrotingsstukken. Daardoor is voor het parlement in een aantal gevallen onduidelijk of achteraf de resultaten van extra geld zijn vast te stellen.

Foto publicatie Zicht op extra geld kabinet-Rutte III

Een deel van het extra geld staat geparkeerd op de zogeheten aanvullende post bij de minister van Financiën. Volgens een nieuwe procedure komt dat pas beschikbaar nadat ministers concrete en evalueerbare plannen hebben opgesteld.
Deze werkwijze past in het streven van het kabinet om beleid vooraf beter te onderbouwen en het inzicht in doelmatigheid van uitgaven te vergroten.

Bestedingsplannen

Ministers mogen pas tot besteding overgaan als de minister van Financiën een uitgewerkt bestedingsplan heeft goedgekeurd en het parlement met de uitgaven heeft ingestemd. Op basis van goedgekeurde bestedingsplannen is inmiddels € 4,1 miljard door de minister van Financiën toegekend in de ontwerpbegroting 2019. Daarnaast heeft het kabinet € 3,3 miljard zonder een bestedingsplan toegekend (dit bedrag stijgt nog de komende jaren). Van de in het regeerakkoord voorziene € 8,8 miljard resteert nog € 1,4 miljard voor het begrotingsjaar 2019 dat niet is toegekend. Dit bedrag staat nog op de aanvullende post.
De ontwerpbegroting 2019 moet de komende maanden nog door het parlement worden goedgekeurd.
Dit blijkt uit een eerste inventarisatie door de Algemene Rekenkamer van de kabinetsintensiveringen. Hierbij zijn 19 maatregelen van alle ministeries nader in kaart gebracht. Van het toegekende geld is soms onduidelijk wat de plannen met dit extra geld zijn en hoe achteraf kan worden vastgesteld of de beoogde resultaten hiermee zijn bereikt. Deze informatie ontbreekt in een aantal gevallen niet alleen in de begrotingsstukken, maar staat evenmin in brieven of beleidsnota’s aan de Kamer.

Moeilijk navolgbaar

Het parlement heeft informatie nodig om zijn budgetrecht te kunnen uitoefenen bij de beoordeling van de ontwerpbegroting. Volgens de Algemene Rekenkamer is met de gekozen methodiek helder hoeveel extra geld een minister wanneer kan uitgeven. Maar de verwerking van die extra bedragen in de begrotingsartikelen is moeilijk navolgbaar. Juist bij de goedkeuring (of aanpassing) van begrotingen kan het parlement invloed uitoefenen. In haar rapport voegt de Algemene Rekenkamer een bijlage bij die inzicht geeft per maatregel hoe extra geld in de begrotingen van de ministers is verwerkt. Deze informatie is door het Ministerie van Financiën op verzoek van de Algemene Rekenkamer aangeleverd.

Aanverwante publicaties

De Algemene Rekenkamer publiceert dit rapport op 26 september 2018, tegelijkertijd met de eerste twee van een reeks brieven met aandachtspunten over de departementale ontwerpbegrotingen voor het komend jaar. De overige brieven met aandachtspunten bij de diverse ontwerpbegrotingen zijn op 4 oktober a.s. te verwachten. Ook daarin wordt aandacht besteed aan de inzet van extra geld door het kabinet.