Toespraak Arno Visser in de Tweede Kamer op Verantwoordingsdag 2016

Alleen het gesproken woord geldt

Toespraak uitgesproken door Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer in de Tweede Kamer, bij het aanbieden van de rapporten bij de jaarverslagen 2015 van de ministeries.

Mevrouw de Voorzitter,

Mijnheer de minister,

Allereerst dank ik de Kamer, via u mevrouw de Voorzitter, voor de uitnodiging aan de Algemene Rekenkamer om ook dit jaar weer een toelichting te geven op ons oordeel bij de Rijksrekening en ons onderzoek naar de verantwoording door het kabinet. 

Vandaag woensdag 18 mei, het lijkt misschien “another day at the office”. Maar voor de minister, voor u, en natuurlijk ook voor ons, is het een bijzondere dag. Het is de laatste jaarverantwoording van dit kabinet in missionaire status. Dus de laatste verantwoording, aan de vooravond van een nieuwe politieke periode. Een logisch moment, voor u als Kamer, om bezig te zijn met uw wensen en gedachten voor de toekomst. 

Maar ook – zo vinden wij – een logisch moment om tijd te nemen voor reflectie. Om de balans van de afgelopen periode op te maken. Een periode gekenmerkt door veel bezuinigingen, hervormingen en transities. Dat heeft veel gevraagd van de publieke sector en de uitvoering. 

Om daarin inzicht te krijgen is het nodig om de verantwoording te zien als het verhaal achter de cijfers.

Het is úw Kamer geweest die deze derde woensdag in mei symbool heeft gemaakt voor het principe dat publieke middelen altijd om publieke controle vragen. Open, transparant, en voor iedereen navolgbaar. 

Dat is een zwaarbevochten democratisch recht dat in grote delen van de wereld nog geen gemeengoed is. De ministers vertellen aan u, aan de burger, of publiek geld netjes, zuinig en effectief is besteed. 

Dat is niet alleen een verhaal over cijfertjes, die onder de streep eindigen in rood of zwart. Verantwoording is uitleg en duiding. Wat is met bevoegdheden en publiek geld gerealiseerd en tot welke resultaten heeft dat geleid? 

Woensdag 18 mei. Publieke verantwoording is niet voor insiders.  Het is voor ons allemaal. 

De Algemene Rekenkamer heeft daarbij de rol van onafhankelijk controleur en helpt u bij de duiding.  Wij controleren de verantwoording voor u als volksvertegenwoordiging. Zodat u décharge kunt verlenen. 

Wij doen dat door drie vragen te stellen:

  • Is het geld volgens de regels besteed?
  • zijn de zaken goed geregeld bij de ministeries?
  • Heeft het beleid de gewenste effecten?

Mevrouw de voorzitter,

U hebt zojuist de jaarverslagen van de minister ontvangen.  En wij leggen daar ons onderzoek naast. In 29 documenten. Dat is veel, maar het gaat ook om veel geld; zo’n 240 miljard euro aan inkomsten en uitgaven. 

Bijzonder aan de verantwoording van 2015 is dat het de opmaat kan zijn voor twee verhalen. Ons onderzoek legt dit jaar opvallende tegenstellingen bloot. Een paradox.

Het eerste verhaal dat we kunnen vertellen, gaat over ministeries die er in slagen een zeer hoog niveau van financiële rechtmatigheid te organiseren. Ook dit jaar keuren wij de Rijksrekening en de Saldibalans van het Rijk goed. Uiteraard onder voorbehoud dat de Staten-Generaal de slotwetten goedkeurt.  Bijna 99,7 procent  van de uitgaven zijn rechtmatig. Nederland scoort met dit percentage in historisch en internationaal opzicht hoog. En dat is een compliment waard. 

Kanttekening: u bent dit jaar voor het voldongen feit gesteld dat ruim 600 miljoen euro aan uitgaven (ten onrechte) via de slotwetmutaties aan u is voorgelegd. De winst die u de afgelopen jaren op dit terrein heeft geboekt, is daarmee voor een deel weer verdwenen. 

Ook past in dat eerste verhaal de significante verbetering bij de departementen in de bedrijfsvoering. Die voorbeelden zijn er. Zo heeft het Ministerie van OCW alle onvolkomenheden weten weg te werken, chapeau! Over alle ministeries opgeteld, is het aantal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering  flink afgenomen, van 50 naar 27. Goed nieuws!

Zoals ik al zei is de verantwoording over 2015 bijzonder. Ons onderzoek geeft namelijk ook de opmaat voor een ander verhaal. 

Aan het onderzoek op de departementale jaarverslagen kan óók het verhaal worden ontleend van hardnekkige, ernstige problemen bij drie klassieke overheidstaken: belastingen, defensie en justitie. Pogingen om daar grip op te krijgen zijn tot nu toe onvoldoende succesvol. 

De Belastingdienst staat aan de vooravond van een even gewenste als noodzakelijke modernisering. Vorig jaar was ons oordeel over de aanpak van de ICT problematiek daar: ernstige onvolkomenheid. En dat moeten we dit jaar handhaven, want er is geen echte voortgang geboekt. Dat betekent nogal wat. 

U moet er rekening mee houden dat veranderingen in de belastingwetgeving niet – of met grote risico’s – uitvoerbaar zijn. Dat beperkt uw handelingsvermogen, en raakt de kern van waar de democratie om draait. Deze ernstige onvolkomenheid is dus méér dan een uitvoeringsvraagstuk. 

Dan het ministerie van Defensie. Militairen moeten - wanneer nodig - kunnen rijden, vliegen en varen. Om te oefenen voor als het er écht om gaat. Wij constateren helaas dat de operationele gereedheid van de krijgsmacht dit jaar verder is afgenomen. Dat is – zeker gezien de internationale context – zorgelijk. Te veel voertuigen staan stil, te veel vliegtuigen blijven aan de grond. De minister verantwoordt zich daar open over, daarover geen misverstand. Het probleem is: er is geen goede langetermijnplanning voor onderhoud van materieel en veel reserveonderdelen zijn niet op tijd aanwezig. Daar raakt ons oordeel – ernstige onvolkomenheid – direct de politieke doelstellingen die zijn vastgelegd. 

Het ministerie van VenJ kampt al enkele jaren met het financieel beheer. Over 2015 constateren we een ernstige onvolkomenheid omdat men niet voldoende ‘in control’ is. Dat klinkt abstract maar betekent dat niet zeker is of de juiste informatie op het juiste moment op de juiste plek terecht komt. U heeft dat vorig jaar al gemerkt aan de begrotingsvoorbereiding.  Een probleem met in potentie vergaande maatschappelijke gevolgen. 

Natuurlijk spelen bezuinigingen bij al deze departementen een rol. Ze zijn niet zozeer de óórzaak van de problemen. Bezuinigingen vragen nadrukkelijk om het maken van gerichte keuzes op basis van betrouwbare informatie. En het is juist het gebrekkig vermogen om te prioriteren dat deze departementen parten speelt. ‘Meer geld erbij’ is dan vaak het credo, maar uit ons onderzoek blijkt niet dat hierin uitsluitend de oplossing ligt. 

Mevrouw de voorzitter, drie ernstige onvolkomenheden in 1 jaar. Dat was lang geleden, 8 jaar, dat we zo zwaar hebben moeten oordelen. Deze problematiek vraagt nu, op dit moment, om een oplossing. Om tijd voor uitvoering.

Mevrouw de Voorzitter,

Ik begon mijn verhaal met de boodschap dat Verantwoordingsdag dit jaar een mooi moment is voor reflectie, voor het opmaken van de balans. Voor bezinning. De opvallende tegenstellingen in onze onderzoeksresultaten vragen namelijk ook om een overkoepelend verhaal. 

De rijksoverheid maakt vanwege decentralisaties en hervormingen veel geld over naar andere overheden en uitvoerende organisaties op afstand. Dat gebeurt rechtmatig. Het juiste geld, landt op de juiste rekening. Maar het is vaak moeilijk te doorgronden wat de resultaten van dat publieke geld zijn. 

In de afgelopen decennia is een nieuwe biodiversiteit ontstaan van eigenstandige organisaties met publiek geld en publieke taken. Daar gaat al ongeveer 130 miljard aan rijksgeld in om. Op gemeentelijk niveau hebben we het inmiddels over zo’n 60 miljard, inclusief geld voor de recent gedecentraliseerde taken. 

Al die veranderingen vormen op zichzelf al een vraagstuk dat om aandacht vraagt. Is dit allemaal behapbaar voor degenen die het moeten doen? De vraag of burgers al die systeemwijzigingen kunnen volgen en weten waar ze aan moeten kloppen, en wie dan antwoord geeft, hoort er onlosmakelijk bij - maar wordt zelden gesteld. 

Maar het is óók een verdergaand vraagstuk: omdat het feit dat het geld op de juiste rekening belandt, en het feit dat er minder onvolkomenheden zijn in de bedrijfsvoering bij het Rijk, niet betekent dat er helemaal geen problemen meer zijn in de uitvoering, die vaak op enige afstand van het ministerie plaatsvindt. Denk aan de PGB’s.

Ons onderzoek wijst erop, dat u als Kamer onvoldoende weet wat de resultaten zijn van de inzet van het publieke geld dat u beschikbaar heeft gesteld. Niet zelden komt dit omdat de minister het zelf ook niet weet. Wij illustreren dit met vijf uiteenlopende casusonderzoeken. Onderzoeken die wij aanvullend op ons jaarlijkse controle hebben gedaan. 

Ik noem hier alleen de onderwerpen. Voor de exacte inhoud en conclusies verwijs ik u naar de rapporten en naar de briefings in uw commissies in de komende weken. Wij onderzochten het belastingvoordeel voor experts uit het buitenland, de zogeheten 30% regeling; het energielabel voor koopwoningen; de landelijke prioriteiten van de politie; de exploitatie van de Betuweroute; en het beleid om oudere werklozen aan een baan te helpen. 

Mevrouw de voorzitter, de gemene deler is dat het kabinet minder weet over de resultaten van haar beleid dan ze zou moeten weten. We moeten ook – te veel – op zoek naar het geld. U ontbeert als Kamer nogal eens het zicht op de omvang, de uitvoering en effecten van al die maatregelen. Terwijl u als Kamer wel het geld daarvoor beschikbaar heeft gesteld, of juist heeft besloten tot bezuinigingen. In ons onderzoek leest u daarover bijvoorbeeld bij de bezuinigingen op UWV, het Centrum voor Indicatiestelling Zorg en de Dienst Justitiële Instellingen.

Het is ‘tijd voor uitvoering’ stelden we vorig jaar. Nu, 12 maanden later, is de noodzaak voor bezinning op uitvoeringsvraagstukken, en op de democratische consequenties van de transities die zich hebben voltrokken, niet minder. 

Juist nu is het wenselijk om daarover na te denken. Want in 2017 zijn er weer landelijke verkiezingen gepland. En dat is per definitie het moment om nóg meer veranderingen te propageren. 

Wij raden uw Kamer daarom aan komend jaar te gebruiken om u te bezinnen op wat de veranderingen teweeg brengen. Voor burgers – in de uitvoering – en ook voor de werking van de democratie. Dat laatste betekent dat u als parlement tijdig de juiste informatie krijgt. Over geld waar u over beslist. En over de vraag of de burger waar voor zijn geld krijgt. 

Mevrouw de Voorzitter, ik ga over tot aanbieding van ons onderzoek. Mede namens collega’s Kees Vendrik en Francine Giskes bied ik u 29 rapporten aan, inclusief ons rapport bij de Nationale Verklaring.

Ik dank u voor uw aandacht.