Duurzame visserij: terugblik

In dit rapport blikken wij terug op een onderzoek dat wij in 2008 hebben verricht naar de duurzaamheid van de kottervisserij op schol en tong. Dat onderzoek betrof onder meer het vangstquotabeleid, de handhaving daarvan en de innovatie in de visserijsector. We zijn nagegaan wat er is gebeurd met onze aanbevelingen van 2008 en we hebben beoordeeld hoe het anno 2012 is gesteld met de kottervisserij.

Conclusies

Wat is er gebeurd met onze aanbevelingen van 2008?

Wij deden de toenmalige minister van LNV in 2008 enkele aanbevelingen, die zij in grote lijnen heeft opgevolgd. Zo heeft de minister een langetermijnvisie ontwikkeld op het visserijbeleid, en zijn de beleidsterreinen visserij en natuur beter op elkaar afgestemd. De minister heeft daarnaast bijgedragen aan duidelijke afspraken in EU-verband over een goede controle van de vangstquota. Verder heeft de minister de afgesproken prestaties geleverd om innovaties door te voeren in de visserijsector. Er is echter nog geen duidelijk beleid om het teruggooien van ongewenste bijvangsten te bestrijden. Voor de tong- en scholbestanden in de Noordzee is een planmatig beheer ingevoerd aan de hand van de ‘Maximum Sustainable Yield’-norm (MSY-norm), die bepaalt dat er niet méér mag worden gevist dan de aangroei van een visbestand.

Hoe is het anno 2012 gesteld met de kottervisserij?

Het speelveld van overheid en kottervisserij is de laatste jaren aan het veranderen. De verantwoordelijkheid voor de duur­zaamheid van de kottervisserij wordt binnen de sector breder gedragen, zeker op het terrein van innovatie. Aanvankelijk werd verbetering van de vistechnieken vooral gestimuleerd door de overheid. Inmiddels komen de initiatieven ook bij de sector zelf vandaan.

Een belangrijke ontwikkeling betreft de opkomst van viskeurmerken. Private keurmerken die in 2008 nog een marginale betekenis hadden, zoals dat van de Marine Stewardship Council (MSC), blijken voor de kottervissers nu een financieel interessante optie. De eisen van het MSC-keurmerk leiden tot een positieve wederzijdse beïnvloeding van overheid en gecertificeerde visserij. Zo hebben visserijbedrijven die gecertificeerd willen worden belang bij een goed beheer van de visstanden en een goede controle door de overheid. Ook moeten gecertificeerde vissers gebruikmaken van vistuig dat bijvangsten zo veel mogelijk vermijdt en de sterfte van bijvangst minimaliseert.

De quotering van schol en tong is de afgelopen jaren strenger geworden. De scholbestanden in de Noordzee zijn eerder dan verwacht op het gewenste niveau gekomen.

De vangstquota worden gehandhaafd door de Nederlandse Voedsel- en Waren­autoriteit (NVWA). Door bezuinigingen is de handhavings­capaciteit in 2008 en 2009 afgenomen. Sinds 2010 is de capaciteit echter stabiel. Wel heeft de NVWA door nieuwe Europese verorde­ningen extra taken gekregen. De visserij-inspectie staat daardoor nog steeds onder druk. Er wordt nu ingezet op risicogestuurde handhaving. Maar het is onduidelijk of deze aanpak de afgenomen capaciteit voldoende compenseert.
Voor de handhaving van wet- en regelgeving blijft controle nodig; zelfhandhaving door de sector is geen oplossing. De vele overtredingen van de regels voor het motor­vermogen van vissersschepen tonen dit aan. Dat concludeerden wij in 2008 en dat concluderen wij nu opnieuw.

Ook als het gaat om de bestrijding van het teruggooien van ongewenste bijvangsten moet de overheid naar ons oordeel ‘top-down’ ingrijpen. Hoewel het bijvangstprobleem een prioriteit is in het Nederlandse visserij- en biodiversiteits­beleid, zijn er nog steeds geen maatregelen genomen. In de preventieve aanpak is wel voortgang geboekt. Innovatie van vistechnieken heeft geleid tot minder ongewenste bijvangsten.

Aanbevelingen

Wij bevelen de staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) aan om samen te werken met de visserijsector en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) om de duur­zaamheid van de visserij verder te versterken. Ook zou de overheid kennis en ervaring van ngo’s en gecertificeerde vissers moeten benutten bij de aanpak van ongewenste bijvangsten. De staatssecretaris moet naar ons oordeel blijven inzetten op het succesvolste instrument met het oog op het terug­dringen van ongewenste bijvangsten: innovatie van de visserij.
Tot slot vinden we dat de staatssecretaris de werking van risicogestuurd handhaven met behulp van elektronische middelen moet onderzoeken en monitoren.

Reactie staatssecretaris van EZ

De staatssecretaris van EZ heeft positief op onze conclusies en aanbevelingen gereageerd. Zij overweegt om motoren voor viskotters te certificeren, waardoor fraude daarmee niet meer mogelijk is. Met de Europese Commissie is de staatssecretaris van mening dat het probleem rond de teruggooi van ongewenste bijvangsten moet worden aangepakt door middel van een aanlandingsverplichting.