Centra voor Jeugd en Gezin in gemeenten

Een samenwerkingsproject met gemeentelijke rekenkamers

Wij hebben onderzoek gedaan naar de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). Samen met gemeentelijke rekenkamers hebben we gekeken naar hoe 42 gemeenten hun CJG’s organisatorisch en financieel hebben vormgegeven. Ook hebben we de samenwerking binnen het netwerk van hulpverleners onderzocht. De gemeentelijke rekenkamers hebben een eigen rapport aan ‘hun’ gemeenteraad uitgebracht. Ons rapport bevat de overkoepelende resultaten.

Conclusies

Gemeenten en hulpverleners hebben de afgelopen jaren energie gestoken in het realiseren van CJG-inlooppunten. In alle gemeenten zijn CJG’s ingericht. Ook zijn er in alle onderzochte gemeenten afspraken gemaakt over samenwerking en over integratie van hulpverlening binnen de CJG’s. Maar de uitvoering van deze afspraken staat vaak nog in de kinderschoenen. En als het gaat om de verantwoording daarover moet er nog het nodige gebeuren.

Het blijkt op dit moment nog niet goed mogelijk om te beoordelen of CJG’s doelmatig werken en effectief zijn. Het daarvoor benodigde referentie­kader ontbreekt:

  • Vaak is niet of onvoldoende in toetsbare termen geformuleerd welke taken het CJG precies heeft en welk maatschappelijk effect de gemeente daarmee wil bereiken.
  • Doordat gemeenten geen goed zicht hebben op de kosten en uitgaven die met het CJG zijn gemoeid, kunnen de kosten van verschil­lende CJG’s niet met elkaar worden vergeleken.
  • CJG’s houden nog nauwelijks cliëntenraadplegingen of tevredenheids­onderzoeken onder burgers. 

De bekendheid van het CJG onder kinderen/jongeren en hun ouders blijkt in veel gemeenten nog onvoldoende.
Andere verbeterpunten betreffen de risico­signalering (het tijdig vaststellen dat een kind problemen heeft) en de zorg­coördinatie (het afstemmen van de zorg tussen de diverse hulpverleners). Beide worden belemmerd doordat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de digitale ‘verwijsindex risicojongeren’. Daarmee kan worden opgespoord welke professionals contact hebben met een kind. Ook zijn in veel gemeenten nog niet alle relevante partners betrokken bij de risicosignalering en de zorgcoördinatie.
Veel CJG’s hebben nog te veel het karakter van een bedrijfs­verzamel­gebouw, waarin elke hulpverlener denkt en handelt vanuit zijn eigen organisatie of zorgdomein. Een gezamenlijke ‘CJG-identiteit’ is er over het algemeen niet. Daardoor heeft het CJG nog niet de meerwaarde die het zou moeten hebben.
Om het CJG op termijn zijn beoogde ‘poortwachtersfunctie’ te kunnen laten vervullen in het nieuwe stelsel van jeugdzorg, is aandacht vereist voor de hiervoor genoemde ­punten.

Aanbevelingen

Wij bevelen de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) tot aan de overgang naar het nieuwe jeugdzorgstelsel een stimulerende en faciliterende rol te blijven vervullen voor de CJG’s. Zij kunnen dat onder meer doen door:

  • een gids samen te stellen met begrippen en definities in het CJG en zo de ‘eenheid van taal’ te bevorderen;
  • gerichte voorlichtingscampagnes te houden en succesverhalen te verspreiden;
  • onduidelijkheden in de informatie-uitwisseling tussen zorgverleners in en rond het CJG te inventariseren en op te lossen;
  • aan te dringen op het snel beschikbaar komen van prestatie-indicatoren en ondersteuning bieden bij het inrichten van de informatiehuishouding in het CJG;
  • een financieel kader met bijhorend verantwoordingsinstrumentarium te ontwikkelen.

De Brede Doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin is vanaf 2012 omgezet in een decentralisatie-uitkering. Als de taken die in CJG-verband worden uitgevoerd wettelijk vastgelegd gaan worden, is sprake van medebewind. Dat betekent dat de staatssecretaris over het functioneren van het stelsel verantwoording moet afleggen aan de Tweede Kamer. Wij hebben de staatssecretaris aanbevolen aan de Tweede Kamer een aan de gemeenten duidelijkheid te geven welke informatie hiervoor nodig is en hoe die informatie verworven zal worden.

Reacties

De staatssecretaris van VWS en de VNG hebben respectievelijk op 30 mei en 6 juni 2012 een reactie gegeven op ons onderzoek. Zij benadrukken dat in de voorgenomen Wet op de zorg voor jeugd zal worden opgenomen dat elke gemeente jeugdhulp moet aanbieden op een herkenbare en laagdrempelige wijze. In de wet zal echter niet worden vastgelegd hoe CJG’s eruit moeten zien.

In antwoord op onze aanbevelingen merkt de staatssecretaris onder andere op dat:

  • inmiddels wordt gewerkt aan een gegevenswoordenboek;
  • doorlopende training van professionals in de wetgeving rond persoonsgegevens noodzakelijk blijft, opdat zij een zorgvuldige afweging kunnen maken om al dan niet informatie uit te wisselen;
  • wordt gewerkt aan prestatie-indicatoren en aan ondersteuning bij het inrichten van de informatiehuishouding in het CJG;
  • wordt onderzocht hoe gemeenten kunnen worden ondersteund bij de vormgeving van hun bekostigingsmodel.

De VNG neemt onze aanbevelingen mee in de beleidsvorming rond het CJG en schaart zich achter de opmerkingen van de staatssecretaris.