Staat van de rijksverantwoording 2016

Inzicht in publiek geld

Overal in Nederland worden afstanden gemeten in meters en gewichten bepaald in grammen. In iedere provincie wordt betaald met dezelfde munt. En in elke gemeente is het even laat, staan de klokken gelijk. Dit was anderhalve eeuw geleden nog helemaal niet zo vanzelfsprekend: hier is een jarenlang proces van uniformering voor nodig geweest. Met resultaat: dankzij die uniformering spreken we één taal en kunnen we makkelijk afspraken maken en steeds meer nieuwe diensten organiseren. De mogelijkheden zijn nog lang niet uitgeput: nieuwe technologie biedt op termijn de kans om altijd en overal inzicht te hebben in publiek geld. Dat is belangrijk, want de verantwoording van het kabinet over 2016 verschijnt in een tijd waarin ‘fact-free politics’ en ‘alternative facts’ vaak gehoorde begrippen zijn in de publieke discussie binnen en buiten Nederland. Deze ontwikkelingen schuren met de beginselen van goede verantwoording. Daarin zijn getrouwheid, rechtmatigheid en betrouwbaarheid sleutelwoorden.

Terwijl het kabinet-Rutte/Asscher zijn laatste verantwoording aflegt, en wij deze controleren om een goedkeurende verklaring te kunnen geven, werkt de net gekozen Tweede Kamer aan een volgend kabinet. Een kabinet met nieuwe ambities in een tijd van nieuwe mogelijkheden. Idealiter worden die ambities gedragen door lessen uit het verleden, door feiten en realistische aannames. Het onderzoek dat de Algemene Rekenkamer doet naar de verantwoording helpt daarbij. We willen inzicht bieden. Inzicht is de basis van vertrouwen, en inzicht bestaat uit meer dan alleen feiten van welke aard dan ook. Echt inzicht vergt boven de feiten uitstijgen, duiding en betekenis geven, verbanden kunnen leggen en verklaren. Onze insteek is daarbij neutraal, onafhankelijk en onpartijdig, geënt op het recente verleden maar wel met oog voor de toekomst.

Kamer en kabinet kunnen ons onderzoek gebruiken om met elkaar in gesprek te gaan over eventuele nieuwe of bij te stellen ambities. Is het mogelijk om ons belastingstelsel in de komende periode grondig te herzien? Helpt meer geld de krijgsmacht vooruit, of is iets anders nodig? Hoe kunnen we internationale klimaatdoelstellingen behalen? Geeft ‘passend onderwijs’ kinderen een betere plek op school? Een antwoord op deze belangrijke vragen is vooralsnog niet zomaar te vinden in de departementale jaarverslagen. Wie publieke ambities wil realiseren, heeft een solide fundament nodig. Er is voldoende aanleiding om te stellen dat het fundament stevig is: de Nederlandse overheid heeft de zaak in internationaal perspectief goed voor elkaar. De overheidsfinanciën zijn beter in balans dan enkele jaren geleden. Geld wordt besteed aan het afgesproken doel en de rechtmatigheid ligt al jaren op een hoog niveau. Departementen doen hun best de organisatie op orde te hebben, en hebben oog voor nieuwe technologie.

Toch blijft er flink werk aan de winkel. We hebben zorgen over de toekomstbestendigheid van het personeelsbestand van de rijksoverheid. We plaatsen kanttekeningen bij de beperkte budgetten voor de modernisering van ICT en zien op diverse plaatsen onvoldoende aandacht voor beveiliging ervan. De Belastingdienst heeft de ambitie om modern en slagvaardig te zijn, maar heeft nog een lange weg te gaan. Het departement van Veiligheid en Justitie is weliswaar op de goede weg, maar staat nog voor een niet te onderschatten opgave om echt ‘in control’ te zijn. Defensie kampt al jarenlang met problemen die niet alleen met geld zijn op te lossen. En het Rijk heeft zijn inkoop nog altijd niet voldoende op orde.

Maar het meest opvallende anno 2017 is de beperkte informatie over de effectiviteit van beleid. Dat geldt voor vrijwel alle departementen en hun beleidsterreinen. Wat zijn nu de échte maatschappelijke resultaten voor burgers en bedrijven? Krijgen burgers waar voor hun geld? Het blijkt nog steeds erg moeilijk daarover uitspraken te doen. Dat opent de weg naar zowel ongefundeerde kritiek als niet-onderbouwde verdediging van keuzes, kortom ‘fact-free politics’.

Nut en noodzaak van betere informatie over de besteding van publiek geld en de effecten van de inzet ervan keren al jarenlang terug in onze beschouwingen. Een overheid die niet of onvoldoende kan aantonen welke maatschappelijke effecten worden bereikt met de inzet van publiek geld kan zich onvoldoende verantwoorden naar de samenleving. Vier jaar geleden schreven we naar aanleiding van de jaarverslagen over 2012 dat een goed beeld van de werkelijkheid een voorwaarde is voor goed openbaar bestuur. Het recht op informatie is het ankerpunt voor het parlement. Goede informatievoorziening is daarom cruciaal, en nieuwe technologie kan daarbij helpen. Mits dat goed wordt georganiseerd. Strak, slim en slank.

Gelukkig omarmen de bewindslieden van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nu de gedachte van een overheid die standaardiseert, begrippen uniformeert, zelf één taal spreekt en de andere overheidslagen in diezelfde taal laat spreken. Jeugdbeleid waarbij iedere gemeente een eigen definitie van ‘zwerfjongere’ hanteert kan best succesvol zijn, maar dat is niet zichtbaar te maken wanneer de resultaten van 388 verschillende gemeenten onvergelijkbaar zijn. Hetzelfde geldt voor onderwijsbeleid waarbij niet transparant is hoeveel geld met welk effect besteed wordt aan de kwaliteit van leraren.

Het ontwikkelen van één taal en het slim gebruik maken van technologie uit dit digitale tijdperk maakt het mogelijk om de resultaten van overheidshandelen inzichtelijk te maken voor iedereen. Wanneer de samenwerkende onderdelen van de overheid daarin slagen, ontstaat als het ware een digitale eenheidsstaat. De klokken moeten letterlijk en figuurlijk gelijk gezet worden om dit mogelijk te maken. Dat vergt informatie organiseren, informatie delen, informatie uitwisselen en daarmee gezamenlijk kennis en inzicht vergaren.

Een digitale eenheidsstaat ontstaat door relaties aan te brengen tussen prestaties van vergelijkbare organisaties, scholen, ziekenhuizen of gemeenten. Door resultaten vergelijkbaar te maken kunnen alle overheidsorganisaties op vergelijkbare manier spreken over maatschappelijke doelstellingen. Bestuurders kunnen dan beter uitleggen wat ze beoogden en wat ze bereikten. In een digitale eenheidsstaat hebben en houden burgers daardoor het vertrouwen dat hun belastinggeld op de goede plek terecht komt. De burger wil waar voor zijn geld. Dit vraagt om organisaties die van elkaar leren om hun presteren te verbeteren.

Het gaat om een open houding naar elkaar toe, niet om het aanbrengen van nieuwe regels en structuren. Zoals gezegd: strak, slim en slank. De digitale eenheidsstaat belemmert de lokale, regionale of landelijke democratie niet en vermindert evenmin de autonomie van het bestuur van een ziekenhuis of school. Dat hebben de gram, de meter en het besluit de klokken gelijk te zetten evenmin gedaan.

De digitale eenheidsstaat is in de toekomst mogelijk. Kamer en kabinet werken op dit moment aan de ambities voor Nederland. Daar kan het fundament van de digitale eenheidsstaat worden gelegd. Dat begint met het ontwikkelen van een gezamenlijke taal. Informatie moet vervolgens open beschikbaar worden gesteld en met moderne technologie toegankelijk worden gemaakt. Dit alles is een voorwaarde om in de toekomst beter duidelijk te kunnen maken welke resultaten met belastinggeld zijn bereikt. Altijd, overal en voor iedereen.