Bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties

Dit onderzoek gaat over bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties die publieke taken verrichten, zoals de Publieke Omroep, het UWV, de Belastingdienst, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer enzovoort. Het belang van een goede uitvoering van publieke dienstverlening is groot; het vertrouwen van burgers in de overheid ontstaat bij uitstek in de rechtstreekse contacten met de uitvoerders van publieke diensten. Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen die de afgelopen jaren aan uitvoeringsorganisaties zijn opgelegd voor de doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de uitvoering van publieke taken? Lukt het om dezelfde taken uit te voeren met minder middelen of zijn inhoudelijke keuzes onvermijdelijk? We zijn dit voor 22 uitvoeringsorganisaties nagegaan. Over elk van deze organisaties is in het rapport een factsheet opgenomen.

Conclusies

Doelmatiger werken is vaak mogelijk, maar kan ook leiden tot taakversobering

Uit onze gesprekken met uitvoeringsorganisaties komt naar voren dat doelmatiger werken volgens hen vaak mogelijk is. Tegelijkertijd is onduidelijk hoeveel ruimte er nog is om door middel van bezuinigingen de doelmatigheid te blijven vergroten. Zeker wanneer taakstellingen zich opstapelen, is het niet ondenkbaar dat andere effecten gaan optreden dan het vergroten van de doelmatigheid. Er wordt dan soms gekozen voor taak­versobering.

De effecten die taakstellingen hebben op de taakuitvoering van organisaties worden op dit moment niet systematisch bijgehouden. Beleidsmakers hebben dus niet altijd goed zicht op hoe taak­stellingen ‘landen’ (leveren ze op wat werd beoogd?). Daardoor ontstaat het risico dat taakstellingen onbedoelde gevolgen hebben.

Bezuinigen op uitvoeringsorganisaties gebeurt niet altijd op verantwoorde manier

Wij vinden het van belang dat bezuinigingen en hervormingen verantwoord worden ingevoerd, waarbij helder is wat de overheid wel en niet (meer) tot haar takenpakket rekent. Bij sommige van de door ons onderzochte organisaties zien we dat dit redelijk goed lukt. Er wordt dan vanuit het departement overlegd met de uitvoeringsorganisatie over hoe de taakstelling voor deze organisatie het beste kan worden ingevuld. Op basis een gezamenlijke berekening van te behalen besparingen wordt vervolgens de rijksbijdrage bepaald die de organisatie ontvangt.

Maar verantwoord bezuinigen impliceert ook dat er op bestuurlijk niveau keuzes worden gemaakt en dat deze expliciet aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Zeker als die keuzes gevolgen hebben voor de beleidsuitvoering en voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Aan deze norm wordt niet altijd voldaan.

Aanbevelingen

Wij bevelen het kabinet aan om bij eventuele verdere bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties de consequenties van de kortingen altijd expliciet te maken: in hoeverre en op welke manier is doelmatigheidswinst (nog) haalbaar, welke gewenste versobering of afstoting van publieke taken wordt overwogen? Dit zou zichtbaar moeten worden gemaakt op het niveau van individuele uitvoeringsorganisaties.

Wij bevelen het kabinet verder aan om in de eerstkomende departe­mentale begrotingen een apart hoofdstuk ‘Uitvoerings­organisaties behorende bij het departement’ op te nemen, waarin alle voornemens om te bezuinigen op uitvoeringsorganisaties expliciet worden vermeld.

Ten slotte bevelen wij het kabinet aan om bij gelegenheid van het jaarverslag inzichtelijk te maken in hoeverre taakstellingen door uitvoeringsorganisaties zijn gerealiseerd en welke maatregelen er zijn getroffen om de bezuinigingen op een verantwoorde manier te door te voeren.

Reactie minister van Financiën

Volgens de minister van Financiën voorziet een recente aanpassing in de Rijksbegrotingsvoorschriften in onze wens om zichtbaar te maken in hoeverre taakstellingen door uitvoerings­organisaties zijn gerealiseerd: vanaf 2012 zijn agent­schappen verplicht om in hun jaarverslag aan te geven welke maat­regelen zij hiertoe nemen. Ministers zullen de onder hen ressorterende zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak vragen hetzelfde te doen.

In reactie op onze aanbeveling om in de begrotingen een apart hoofdstuk op te nemen waarin alle voornemens om te bezuinigingen op uitvoerings­organisaties expliciet worden vermeld, schrijft de minister dat bestaande voorschriften en instrumenten hierin moeten voorzien.

De minister vindt niet dat er een risico bestaat dat taakstellingen gericht op het vergroten van de doel­matigheid, feitelijk zullen worden ingevuld door taakwijzigingen of taak­versoberingen. Aan dat laatste gaat volgens hem altijd een politieke of bestuurlijke weging vooraf.

De minister is verder van mening dat het rapporteren over de realisatie van taak­stel­lingen bij uitvoeringsorganisaties binnen de huidige begrotings­systematiek niet mogelijk is.