Europees economisch bestuur

Europese coördinatie van begrotings- en macro-economisch beleid en de positie van Nederland

Sinds de financiële en economische crisis zijn de spelregels voor het begrotings- en macro-economisch beleid van de EU-lidstaten aangescherpt en uitgebreid. Dit heeft geleid tot een complex stelsel van regels en procedures. De hieruit voortvloeiende verplichtingen voor de EU-lidstaten en hun parlementen zijn niet altijd helder. Dit komt naar voren uit ons onderzoek Europees economisch bestuur; Europese coördinatie van begrotings- en macro-economisch beleid en de positie van Nederland.

Conclusies

Uit dit onderzoek komen de volgende bevindingen naar voren.

  1. De Europese regels voor toezicht op het begrotingsbeleid van de  lidstaten zijn tussen 1997 en 2012 niet volledig en consequent toegepast.
  2. De complexiteit van het Europees economisch bestuur verzwaart de opgave voor de Europese instellingen om het geheel aan regels en afspraken te handhaven.
  3. Er zijn meer mogelijkheden ontstaan voor de EU om toezicht te houden en om lidstaten aan te spreken op hun begrotings- en macro-economisch beleid, maar de mogelijkheden van de EU om de facto iets te veranderen in dit beleid van lidstaten zijn beperkt.
  4. In de nieuwe macro-economische onevenwichtighedenprocedure is de werking tot nu toe beperkt gebleven tot de detectie- en preventiefasen. De Commissie heeft discretionaire bevoegdheid, waardoor niet transparant is hoe zij de aard en ernst van de onevenwichtigheden weegt.
  5. Bij de landenspecifieke aanbevelingen die voortkomen uit het Europees Semester is niet direct duidelijk op welke verplichting of afspraak een aanbeveling betrekking heeft en of dit een verplichting of afspraak betreft die voortkomt uit het Stabiliteits- en Groeipact, de MEOP of de Europa 2020-strategie, en daarmee hoe ‘dwingend’ de aanbeveling is.
  6. Onder invloed van de crisis spreken landen zoals Nederland in de praktijk al eerder en diepgaander over de begroting van het volgende jaar dan voorheen het geval was. Een formele verandering is dat de middellangetermijndoelstelling is aangescherpt en in de Wet HOF is vastgelegd. Verder moeten de beide Kamers van de Staten-Generaal voortaan in beginsel voor het einde van het jaar de nationale begroting hebben aangenomen.
  7. De reguliere ‘good governance’-arrangementen van democratische controle en verantwoording die bestaan voor de EU28, gelden niet in gelijke mate voor de (voorzitter van de) Eurogroep.
  8. De verantwoording van de lidstaten aan de Europese instellingen is in ontwikkeling. Er is veel aandacht voor versterking van de kwaliteit van (statistische) data die in de EMU-verantwoording worden benut.

Aanbevelingen

De bevindingen in dit onderzoek geven ons aanleiding tot het formuleren van een aantal aandachtspunten.

  1. Het belang van heldere en eenduidige processen in het Europees economisch bestuur en een sluitende en stabiele verantwoording van de lidstaten omtrent naleving van de gemaakte afspraken is evident.
  2. Het belang van meer transparantie en vereenvoudiging van het Europees economisch bestuur dringt zich op, juist om voorwaarden te creëren om tot een effectiever handhaving te komen. Kabinet en parlement kunnen ervoor pleiten om meer consistentie aan te brengen in het Europees economisch bestuur, overlap te verwijderen en de procedures waar mogelijk te vereenvoudigen.
  3. Om meer transparantie te bevorderen kan op korte termijn een aantal stappen worden overwogen. Een daarvan is een omvattend overzicht maken dat naast de stand van zaken in de MEOP ook de verschillende onderdelen van het SGP (MLTD/BTP) en de opvolging van de LSA’s door de lidstaten op transparante wijze weergeeft.
  4. (Normering van) Het structureel saldo heeft een prominentere plaats gekregen in het Europees economisch bestuur. De discussie die de Europese Commissie is gestart met betrekking tot een mogelijke harmonisatie van de verslagleggingsstelsels in de EU is hierbij zeer relevant. Dat biedt meer kans op een completere beoordeling van de houdbare overheidsfinanciën dan momenteel het geval is.
  5. In aansluiting op het vorige aandachtspunt is het borgen van kwaliteit van gebruikte begrotingsdata van belang. De verantwoording van lidstaten ten aanzien van hun saldo en schuldpositie vindt plaats door benutting van statistische data.
  6. Specifiek voor lidstaat Nederland blijft een aandachtspunt om de kwaliteit van de financiële informatie die wordt gebruikt bij het opstellen van de Nederlandse EMU-data verder te verbeteren.
  7.  Ten slotte verdient de governance van de Eurogroep aandacht, in het bijzonder de democratische controle en verantwoording. Daarbij is met name van belang dat (de voorzitter van) de Eurogroep geen expliciete democratische inbedding kent binnen de Europese instellingen. Indien gekozen zal worden voor een vast voorzitterschap is hiervoor aandacht gewenst, gelet op de feitelijke taak en positie van de Eurogroep en haar voorzitter in het bouwwerk van het Europees economisch bestuur.

Reactie en nawoord

Reactie ministers van Financiën en Economische Zaken 

De ministers van Financiën en Economische Zaken hebben namens het kabinet op 29 augustus 2014 een gezamenlijke reactie gegeven op ons onderzoek. De ministers onderschrijven de complexiteit van de nu geldende regels in de EU. Zij stellen vraagtekens bij de integrale invoering van EPSAS en de noodzaak van verbetering van Nederlandse EMU-cijfers. Meer verantwoording afleggen door de voorzitter van de Eurogroep is onnodig.

Nawoord Algemene Rekenkamer

Over meer verantwoording afleggen door de voorzitter van de Eurogroep schrijft de Algemene Rekenkamer: juist het informele karakter van de Eurogroep verhoudt zich slecht met zijn invloed op en besluitvorming over de belangrijkste onderdelen van het Europees economisch bestuur. Daarbij gaat het ook over de noodfondsen waarmee eurolanden voor honderden miljarden euro’s garant staan. Uiteindelijk raakt dit aan het budgetrecht van het parlement.