Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het Jaarverslag 2019 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Onze conclusies

De werkzaamheden van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben in 2019 tot verbeteringen geleid op onderdelen in de bedrijfsvoering waarvan wij in het VO OCW voor 2018 constateerden dat ze niet op orde waren. In een aantal van die gevallen is het beoogde resultaat nog niet bereikt. Ook constateren wij een aantal nieuwe onderwerpen die niet op orde zijn.

Voordat wij deze conclusie verder toelichten, staan wij eerst stil bij het beleid van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voor de versterking van de voorschoolse educatie en de rechtmatigheid van de financiële informatie.

De minister voor BVOM is goed op weg met zijn aandeel in de versterking van de voorschoolse educatie

De minister is goed op weg met zijn aandeel in de versterking van de voorschoolse educatie voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand. Bijna alle gemeenten halen naar verwachting op tijd het doel van de urenuitbreiding. De minister heeft voor de versterking € 170 miljoen per jaar extra toegevoegd aan de specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Daarbij heeft hij heldere kaders gesteld waaraan gemeenten moeten voldoen en een ondersteuningstraject ingesteld dat gemeenten helpt bij de implementatie van het beleid. Wel zien we drie aandachtspunten voor het vervolg:

  • Of ouders daadwerkelijk de extra aangeboden uren voorschoolse educatie (van 10 naar 16 uur per week, uiterlijk per 1 augustus 2020) zullen afnemen voor hun kind zal de praktijk moeten uitwijzen.
  • Ook moet nog blijken of het tweede doel van de versterking gehaald zal worden: kunnen aanbieders voldoende hbo-geschoold personeel vinden (of opleiden) dat nodig is voor de beoogde kwaliteitsverbetering per 1 januari 2022.
  • Naast het volgen van beide zaken en zo nodig in actie komen, is het van belang dat de minister nagaat of de gemeenten uitkomen met het extra geld dat hij voor de versterking van de voorschoolse educatie beschikbaar heeft gesteld.

Dat het nodig is om te meten of de doelen van het beleid wel gehaald worden, hebben we ook in ons rapport bij het jaarverslag 2018 benadrukt. Toen onderzochten we de inzet van de werkdrukmiddelen in het primair onderwijs. We constateerden dat de minister na een voortvarende start onvoldoende informatie had verzameld om een onderbouwd besluit te kunnen nemen over de toekenning van een deel van tweede tranche. Op basis van vervolgonderzoek moeten we vaststellen dat de minister ook voorafgaand aan de toekenning van het resterende deel van de tweede tranche van de werkdrukmiddelen in 2019 niet heeft geëvalueerd of het eerder toegekende geld wel effect heeft gehad op de werkdruk van leerkrachten in het primair onderwijs.

De financiële informatie voldoet aan de eisen en de rechtmatigheid is op orde met 3 uitzonderingen

Bij 3 artikelen wordt de tolerantiegrens van rechtmatigheid overschreden. Bij 2 van deze 3 artikelen wordt de overschrijding met name veroorzaakt door het niet voldoen aan formele procedures of risico’s van staatssteun. Bij het derde artikel wordt de tolerantiegrens alleen statistisch gezien overschreden, de concreet geconstateerde fouten en onzekerheden op dit artikel overschrijden de tolerantiegrens niet. De grootste geconstateerde fout op dit artikel komt doordat meer verplichtingen zijn aangegaan dan vooraf aan de Kamer is gemeld.

Verbeteringen zijn zichtbaar in onderdelen van de bedrijfsvoering, tegelijkertijd zijn 2 van de 4 onvolkomenheden niet opgelost en is er 1 nieuwe onvolkomenheid bij gekomen

De minister van OCW heeft in 2019 gewerkt aan de punten van de bedrijfsvoering die wij in het verantwoordingsonderzoek over 2018 als onvolkomenheden beoordeelden. De onvolkomenheid bij het inkoopbeheer van het inkoopuitvoeringscentrum Noord (IUC Noord) is opgelost. Dit geldt ook voor de onvolkomenheid bij het toezicht op het voorschottenbeheer van het departement. Voor de onvolkomenheid autorisatiebeheer bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is het nodig om in 2020 voldoende voortgang te blijven boeken.

De onvolkomenheid informatiebeveiliging bij het departement zelf is ook nog niet opgelost en vereist in 2020 verdere verbeteringen op het gebied van bestuur (governance), organisatie inrichting, incidentmanagement en risicomanagement. De minister heeft wel inzicht verworven in het (integrale) ICT-landschap, dat wil zeggen in de verschillende applicaties en systemen die binnen het ministerie gebruikt worden. Dit inzicht biedt een goede basis om te kunnen sturen op onder andere tijdig onderhoud en tijdige vervangingen. Dit inzicht wordt door de minister niet gebruikt voor het identificeren van risico’s op het gebied van informatiebeveiliging. Het verworven inzicht moet de minister nu gaan toepassen in de volgende stappen van het lifecycle management proces, zodat de status van het applicatielandschap en beleid voor het onderhouden van het landschap op elkaar aansluiten.

Daarnaast hebben we het begrotingsbeheer van de verplichtingen als nieuwe onvolkomenheid beoordeeld. De minister heeft in eerste instantie € 347 miljoen aan verplichtingen onterecht ten laste van 2020 laten boeken en deze fout niet zelf ontdekt. Dit leidt ertoe dat de minister in 2019 op een begrotingsartikel € 149 miljoen meer aan verplichtingen is aangegaan dan binnen het begrotingsjaar aan het parlement is gemeld. Ook in 2018 constateerden we al dat de minister een beleidsmatige mutatie van € 379,4 miljoen ten onrechte niet tijdig had gemeld aan het parlement. Toen leek het nog om een incident te gaan.

Aandachtspunten

Het aandachtspunt uit het verantwoordingsonderzoek 2018 omtrent de lerarenbeurs is opgelost. In 2019 heeft de minister een controle op de initiële aanvragen van leraren laten uitvoeren. Ook heeft hij het beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik aangescherpt.

We constateren twee nieuwe aandachtspunten bij de bedrijfsvoering. Het eerste aandachtspunt gaat over de beheersing van het risico op staatssteun. Weliswaar heeft de minister van OCW in 2019 verschillende verbeteringen op dit punt doorgevoerd, maar de fouten en onzekerheden op dit punt zijn nog relatief groot. Verdere aanscherping is nodig bij het interpreteren en onderbouwen van het selectiviteitscriterium. Daarnaast bevelen we aan om een staatssteuntoets uit te voeren op subsidies onder € 125.000, te beginnen bij de kleine begrotingsartikelen.

Met controleprotocollen geeft de minister richting aan de controle die een accountant uitvoert bij een instelling die op afstand van het ministerie staat. Op dit moment zijn de eisen die de minister stelt aan de controle op het gebied van naleving van wet- en regelgeving voor aanbestedingen voor bijvoorbeeld culturele instellingen en scholen soepeler dan elders binnen de overheid. Hierdoor bestaat de kans dat eerder een goedkeurend accountantsoordeel wordt gegeven bij deze instellingen dan elders binnen het Rijk. Het is belangrijk dat de minister deze protocollen aanscherpt.

Verder in het rapport

In de volgende hoofdstukken werken we de conclusies verder uit:

  • Hoofdstuk 2, ‘Feiten en cijfers’: hierin geven we een korte beschrijving van het Ministerie van OCW en de financiële omvang van het begrotingshoofdstuk waarover wij ons oordeel geven.
  • Hoofdstuk 3, ‘Financiële informatie’: hierin geven wij ons oordeel over de financiële informatie in het Jaarverslag 2019 van het Ministerie van OCW.
  • Hoofdstuk 4, ‘Bedrijfsvoering’: hierin geven wij ons oordeel over de bedrijfsvoering van het Ministerie van OCW.
  • Hoofdstuk 5, ‘Beleidsresultaten’: hierin bespreken wij de conclusies uit ons onderzoek naar de versterking van de voorschoolse educatie. Ook geven wij ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2019 van het Ministerie van OCW is opgenomen over het gevoerde beleid.
  • Hoofdstuk 6, ‘Reactie van de minister en nawoord Algemene Rekenkamer’: hierin staat de reactie die we op 30 april 2020 ontvingen van de minister van OCW. Dit hoofdstuk sluit af met ons nawoord.