Onderwijshuisvesting: stelsel leidt niet vanzelf tot goede schoolgebouwen

Gemeenten en schoolbesturen zijn samen verantwoordelijk voor schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs. Er komen grote uitdagingen op hen af, zoals het sterk dalend aantal leerlingen en de invoering van passend onderwijs, die ook gevolgen hebben voor de schoolgebouwen. Dat stelt hoge eisen aan de lokale samenwerking. Het stelsel bevat echter geen prikkels om gezamenlijk doelmatig te opereren voor de lange termijn. Dit staat in het rapport “Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt”, dat de Algemene Rekenkamer op 4 februari publiceert. 

Het stelsel van onderwijshuisvesting is gericht op een redelijk voorzieningenniveau. Bewindspersonen van OCW zouden graag zien dat het huisvestingsstelsel meer oplevert dan alleen gebouwen van redelijke kwaliteit. Een goed schoolgebouw dat aansluit op de eisen van deze tijd en met een gezond binnenklimaat draagt bij aan de kwaliteit van onderwijs, aldus de bewindspersonen. De ambities die de staatssecretaris van OCW uitspreekt over de kwaliteit van schoolgebouwen scheppen hogere verwachtingen dan het stelsel nu realiseert, terwijl die in de praktijk door gemeenten en schoolbesturen niet of moeilijk waargemaakt kunnen worden. De Algemene Rekenkamer vindt dat de staatssecretaris op dit vlak zou kunnen overwegen actiever en activerender te zijn. 
 Gemeenten en schoolbesturen dragen gezamenlijk zorg voor bijna 10.000 schoolgebouwen. Ruim 2,5 miljoen leerlingen krijgen hier dagelijks les in het primair en voortgezet onderwijs. Aan onderwijshuisvesting besteedden gemeenten en schoolbesturen in 2013 gezamenlijk € 2,6 miljard. 

Gemeente en schoolbestuur staan voor grote opgave

Het aantal leerlingen daalt in het primair onderwijs al een aantal jaren, en zal vanaf dit jaar ook in het voortgezet onderwijs gaan dalen. Schoolbesturen ontvangen daardoor minder geld van het Ministerie van OCW.  Er zitten daardoor minder leerlingen in de schoolgebouwen waardoor die relatief duur worden. Prikkels in het huisvestingssysteem zijn een complicerende factor. Zo is nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen belegd bij gemeenten en onderhoud bij schoolbesturen. Dit nodigt beide partijen uit de eigen uitgaven laag te houden ten koste van hogere uitgaven voor de ander. Gemeenten kunnen dat doen door minder te investeren in nieuwbouw ten koste van hoge exploitatielasten voor de schoolbesturen. Omgekeerd kunnen schoolbesturen een aanvraag indienen voor een huisvestingsvoorziening, zonder daarbij een voor de gemeente goedkopere optie te overwegen. Het stelsel prikkelt verder gemeenten en schoolbesturen vooral om op korte termijn te denken en te beslissen. Ook is niet wettelijk vastgelegd wie verantwoordelijk is voor renovatie van schoolgebouwen, terwijl dat ervoor kan zorgen dat ze langer meegaan en beter passen bij het onderwijs van nu. We zien in de praktijk dat gemeenten en schoolbesturen hier tot op heden niet altijd samen goed uitkomen, maar dat partijen wel met elkaar in overleg zijn. Wij bevelen de staatssecretaris aan om zo nodig wettelijk vast te leggen wie voor renovatie verantwoordelijk is. 

Checkjeschoolgebouw.nl

Voor deze publicatie heeft de Algemene Rekenkamer een nieuwe onderzoeksmethode gebruikt. Op de site checkjeschoolgebouw.nl konden leraren, scholieren en ouders in het basis- en voortgezet onderwijs in het najaar van 2014 hun mening geven over hun schoolgebouw. Er zijn meer dan 8000 reacties gekomen over 2700 schoolgebouwen. In dit rapport zijn (kwaliteitsoordelen over) schoolgebouwen gekoppeld aan andere gegevens, zoals dalende leerlingenaantallen en kadastrale informatie. 
 Daarnaast zijn in casestudies bij gemeenten en door analyse van lokale rekenkamerrapporten, verschillende samenwerkingsvormen onderzocht tussen gemeenten en schoolbesturen, en zijn het toezicht op de onderwijshuisvesting en eventuele belemmeringen op renovatie van schoolgebouwen onder de loep genomen.

Reactie staatssecretaris

De staatssecretaris geeft aan geen  voorstander te zijn van het in wet- en regelgeving vast leggen van wat ‘goed’ is, omdat dit het verantwoordelijkheidsgevoel bij schoolbesturen en gemeenten zou kunnen afzwakken. De betrokken partijen geven aan dat zij gesprekken voeren over mogelijke verbeteringen binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling. De staatssecretaris verwijst daar ook naar.