Voorinvesteringen en medezeggenschap hoger onderwijs

De universiteiten en hogescholen hebben toegezegd aan de minister van OCW dat zij in de jaren 2015-2017 € 600 miljoen extra zullen investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Om te zorgen dat studenten hierover konden meebeslissen, is meteen het instemmingsrecht van medezeggenschapsraden op de hoofdlijnen van de begroting ingevoerd. In dit onderzoek zijn we nagegaan in hoeverre de toezegging is nagekomen en het instemmingsrecht heeft gewerkt.

Sector hoger onderwijs maakt toegezegde bedrag van €600 miljoen waarschijnlijk niet waar

Het is niet waarschijnlijk dat de instellingen de toegezegde € 600 miljoen aan extra investeringen in de kwaliteit van het onderwijs volledig hebben gerealiseerd.  

In het kader van het onderzoek gaven de universiteiten en hogescholen bij de Algemene Rekenkamer op welke investeringen zij hebben gedaan. Zij kwamen in totaal op 860 miljoen euro in de periode 2015-2017 extra verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De Algemene Rekenkamer heeft al deze investeringen getoetst aan de toezegging van de VSNU en de Vereniging Hogescholen. Die hield in dat het om nieuwe en extra investeringen zou gaan, die ten goede zouden komen aan de studenten in de periode 2015 – 2017.

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat van slechts een derde van de opgegeven 860 miljoen euro (280 miljoen euro) vast staat dat het binnen het kader viel van de toezegging. Circa 250 miljoen euro (29 procent) voldeed niet aan de criteria. Van de overige 38 procent (330 miljoen euro) is dit niet te achterhalen.

Het is niet waarschijnlijk dat de sector hoger onderwijs het toegezegde bedrag van € 600 miljoen zal waarmaken

Grafiek sector hoger onderwijs
In miljoenen euro's

Medezeggenschap kan beter

Daarnaast bekeek de Algemene Rekenkamer hoe het instemmingsrecht van medezeggenschapsraden op hoofdlijnen van de begroting heeft gewerkt. De conclusie is dat er vooruitgang is geboekt, maar dat nog niet overal daadwerkelijk in een vroeg stadium kan worden meegepraat. Wil het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting ook werken voor de studievoorschotmiddelen, dan is er binnen de instellingen in het hoger onderwijs nog veel te doen. 

Waarom onderzochten wij de voorinvesteringen en medezeggenschap bij het hoger onderwijs?

In september 2015 is de basisbeurs voor studenten in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs vervangen door de mogelijkheid om tegen gunstige voorwaarden te lenen: het studievoorschot. Deze wijziging had onder meer tot doel om, met de vrijvallende middelen, extra geld te kunnen investeren in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

Om te waarborgen dat studenten kunnen meebeslissen over de inzet van dit extra geld, de zogenoemde studievoorschotmiddelen, hebben de medezeggenschapsorganen van de instellingen in het hoger onderwijs vanaf de begroting voor 2016 instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting gekregen. Doel van het instemmingsrecht is om een inhoudelijke discussie tussen bestuur en medezeggenschap te stimuleren in een vroeg stadium van de besluitvorming.

Omdat studenten al vanaf 2015 geraakt worden door de afschaffing van de basisbeurs, maar de studievoorschotmiddelen pas vanaf 2018 geleidelijk vrijvallen, hebben de VSNU en de Vereniging Hogescholen, op verzoek van de minister, toegezegd dat de universiteiten en hogescholen zich zullen inspannen om in de jaren 2015, 2016 en 2017 als sector hoger onderwijs cumulatief € 600 miljoen te ‘voorinvesteren’ in de verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs. De hogescholen nemen daarvan twee derde deel voor hun rekening, de universiteiten één derde deel. De instellingen hebben hun voorinvesteringen gedaan in de veronderstelling dat de studievoorschotmiddelen vanaf 2018 kunnen voorzien in de ‘gaten’ die deze investeringen slaan in hun financiële positie in de jaren 2015-2017.

In diezelfde periode is ook het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting ingevoerd. In dit onderzoek laten we, aan de hand van deze voorinvesteringen, zien hoe het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting van de medezeggenschap in de periode 2015-2017 heeft gewerkt, als opmaat voor de studievoorschotmiddelen. 

Welke normen & methoden gebruikten wij in ons onderzoek naar de voorinvesteringen en medezeggenschap bij het hoger onderwijs?

In ons onderzoek zien we een besteding als een voorinvestering als:

  1. er een besluit genomen is om iets extra’s te doen (voorheen nog niet begroot); of
  2. deze voorheen voor een later jaar stond ingepland en naar voren is gehaald; of
  3. er meer geld wordt uitgetrokken (extra besteding) dan eerder was begroot; en
  4. het geen gesubsidieerde besteding is, maar een besteding uit eigen middelen; en
  5. de besteding niet ten koste is gegaan van lopende plannen en uitgaven op het gebied van kwaliteit; en
  6. de besteding (ook) bijdraagt aan een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in 2015, 2016 en/of 2017, dat wil zeggen voor de huidige studenten.

Onder Implementatie instemmingsrecht verstaan we:

  • Er is een reglement vastgesteld, na instemming van de medezeggenschap, waarin het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting is vastgelegd (WHW art. 9.34).
  • Het reglement is  tijdig geregeld, zodat het medezeggenschapsorgaan het recht heeft om in te kunnen stemmen met de hoofdlijnen van de begroting 2016.

Stand van zaken

De minister van OCW, het Interstedelijk Overleg (ISO), de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) - mede namens het Studenten Overleg Medezeggenschap (SOM) en het Landelijk Overleg Fracties (LOF) -, de VSNU en de Vereniging Hogescholen hebben op 19 december 2017 op ons conceptrapport gereageerd. Het Landelijk Overleg Universitaire medezeggenschap (LOVUM) heeft op 20 december 2017 op ons conceptrapport gereageerd, de Vereniging van Medezeggenschapsraden Hogescholen (VMH) op 15 december 2017. De volledige brieven zijn als bijlage bij dit onderzoek op de website www.rekenkamer.nl opgenomen.