Landelijke prioriteiten politie

Rapport behorend bij verantwoordingsonderzoek naar begrotingshoofdstuk VI

Tussen 2003 en 2014 hebben de achtereenvolgende kabinetten meer dan twintig landelijke prioriteiten geformuleerd voor de taakuitvoering van de politie. Welke resultaten zijn er behaald op deze terreinen? En hoe is de Tweede Kamer daarover geïnformeerd?

Conclusies

Op de 23 landelijke politieprioriteiten die wij hebben onderzocht, zijn in de periode 2003-2014 de gestelde doelen in twee derde van de gevallen gehaald. Een kanttekening die daarbij moet worden geplaatst is dat de streefwaarde in veel gevallen bij aanvang van de prioriteitsperiode al was gerealiseerd.
De informatie die de verantwoordelijke ministers hebben verstrekt aan de Tweede Kamer over de beoogde en bereikte doelen, was niet altijd consistent.
We baseren deze conclusies op de volgende uitkomsten van ons onderzoek.

Doelen voor prioriteiten vaak gehaald (maar de lat lag soms laag)

Wij hebben de prestaties op de landelijke politieprioriteiten onderzocht aan de hand van 21 indicatoren. We hebben steeds gekeken of de streefwaarde binnen de prioriteitsperiode was gehaald. Het ging om indicatoren als ‘het aantal aan het Openbaar Ministerie aangeleverde verdachten’ en ‘beschikbaarheid van de politie in de wijk’. In veertien van de 21 gevallen werd de streefwaarde binnen de prioriteitsperiode gehaald.
Wel moet worden bedacht dat bij acht van deze indicatoren het resultaat al sinds het eerste jaar van de prioriteitsperiode op of boven de streefwaarde lag. Bij zeven van de 21 indicatoren werden de streefwaarden niet binnen de prioriteitsperiode gehaald. Bij drie van deze zeven indicatoren was er een positieve ontwikkeling in de richting van de streefwaarde. Bij de overige vier indicatoren ontbrak een dergelijke ontwikkeling.

Informatie aan de Tweede Kamer niet altijd consistent

De Tweede Kamer is over de meeste landelijke politieprioriteiten gedurende de hele prioriteitsperiode door de verantwoordelijke ministers van Justitie (vanaf 2012: Veiligheid en Justitie) geïnformeerd. Deze informatie was echter niet altijd consistent. De gemeten grootheden waren niet altijd hetzelfde en sommige doelstellingen werden tussentijds bijgesteld. Ook zijn er soms doelstellingen geformuleerd terwijl de meetgrootheid nog moest worden ontworpen of achteraf niet bruikbaar bleek, zonder dat dit expliciet stond vermeld in de aan de Tweede Kamer verstrekte informatie.

Lokaal draagvlak landelijke prioriteiten krijgt meer aandacht

Een sterke sturing op landelijke politieprioriteiten kan leiden tot spanning tussen lokale en landelijke wensen. In de praktijk spelen immers niet alle landelijke prioriteiten in iedere gemeente. Om te bevorderen dat landelijke prioriteiten goed aansluiten bij de veiligheidsproblematiek die regionaal en lokaal wordt ervaren, is voorafgaand aan het vaststellen van de prioriteiten afstemming nodig tussen de minister van Veiligheid en Justitie (VenJ), de regioburgemeesters en het college van procureurs-generaal. Met de Veiligheidsagenda 2015-2018 is wat dat betreft een stap in de goede richting gezet.

Aanbevelingen

Wij vinden dat de minister van VenJ de Tweede Kamer open en duidelijk behoort te informeren over de geboekte resultaten rond de politie-inzet op de landelijke prioriteiten. Wij bevelen de minister daarom aan om regelmatig en op consistente wijze een overzicht te geven van de behaalde resultaten en/of gepleegde inspanningen op alle door hem vastgestelde landelijke politieprioriteiten. Hiervoor is een uniforme en consistente registratie van politiegegevens op lokaal niveau van groot belang.

Reactie minister van VenJ

De minister van VenJ schrijft dat de prioriteiten voor de politie in nauwe en goede samenwerking met de gezagen zijn opgesteld en dat in veel gevallen de gewenste doelstellingen niet alleen zijn gehaald, maar zijn overtroffen. Hij merkt dit aan als een succes.

De minister geeft verder aan dat hij de onze aanbevelingen onderschrijft en ter harte zal nemen.  Het lijkt ons verstandig dat de minister concreet maakt hoe hij invulling gaat geven aan onze aanbevelingen en dat hij de Tweede Kamer daarover informeert.