Exploitatie van de Betuweroute

Rapport behorend bij verantwoordingsonderzoek naar begrotingshoofdstuk XII

Het Rijk had in 2006 hoge verwachtingen van de Betuweroute. De exploitatie van de goederenspoorlijn zou winst gaan opleveren voor zowel de schatkist als het milieu. Wij hebben onderzocht wat hiervan is terechtgekomen. En ook: of het parlement hierover goed is geïnformeerd.

Conclusies

De exploitatie van de Betuweroute heeft in de periode 2006-2014 niet de verwachte inkomsten opgeleverd voor het Rijk. Daarnaast is het onbekend in hoeverre het goederenvervoer over het spoor in deze periode heeft geresulteerd in de beoogde milieuwinst. Wij baseren deze conclusies op de volgende uitkomsten van ons onderzoek.

Tegenvallende opbrengsten exploitatie

De exploitatie van de Betuweroute is een financiële tegenvaller geworden voor het Rijk. Door tegenvallende opbrengsten werd de exploitatie van de spoorlijn niet kostendekkend, zoals de bedoeling was, laat staan winstgevend. Het Rijk heeft van meet af aan meer moeten bijdragen dan was voorzien om het exploitatietekort aan te vullen.

Uitgaven voor het Rijk tot nu toe ruim twee keer zo hoog

De uitgaven voor de Betuweroute zijn in de exploitatiefase aanzienlijk hoger uitgepakt dan de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) van tevoren met het parlement had afgesproken. Voor de periode 2006-2013 had de minister de maximale subsidie vastgesteld op € 76 miljoen. De werkelijke uitgaven van het Rijk bleken uit te komen op meer dan het dubbele: € 170 miljoen.
indsdien heeft het Ministerie van IenM tot en met 2015 nog eens € 152 miljoen aan de exploitatie van de Betuweroute moeten bijdragen.
Deze extra uitgaven komen bovenop de financiële tegenvallers uit de jaren negentig, toen de Betuweroute werd aangelegd. Private investeerders bleken toen niet geïnteresseerd in het medefinancieren van de spoorlijn, zoals het Rijk had verwacht.

Op korte termijn extra uitgaven voor groot onderhoud

Uit een onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van IenM blijkt dat in de nabije toekomst groot onderhoud aan de Betuweroute nodig is. Ook moeten onderdelen van de spoorlijn worden vervangen. De uitgaven van een en ander zijn door het ministerie waarschijnlijk te laag ingeschat.

Realisatie beoogde milieuwinst nooit onderzocht

De Betuweroute werd in 1995 – toen moest worden besloten over de aanleg – als de enige manier gezien om het vervoer van goederen met sterk vervuilende dieselvrachtwagens te verminderen. Het goederentransport moest zoveel mogelijk verschuiven naar het spoor. Deze ‘modal shift’ zou het milieu ten goede komen. Het onderzoek dat de minister van IenM zou laten doen naar de verwezenlijking van de modal shift (en dus van de beoogde milieuwinst), is echter nooit uitgevoerd. Het is zodoende niet bekend of de spoorlijn daadwerkelijk bijdraagt aan de verbetering van het milieu.

Informatie aan Tweede Kamer schiet tekort

Dat de uitgaven voor het Rijk hoger zouden uitvallen was al in 2008 op het departement bekend. De gebrekkige rentabiliteit van de Betuweroute werd echter pas in 2011 door de minister van IenM per brief aan de Tweede Kamer gemeld. Zij meldde toen ”significant hogere exploitatiekosten” voor het Rijk, zonder exacte bedragen te noemen. De precieze informatie zat weggestopt in een bijlage bij de brief. Die informatie gaf bovendien maar een beperkt overzicht van de werkelijke extra uitgaven, namelijk tot en met 2009. Prognoses van de vermoedelijke eindstand van de hogere uitgaven (€ 160 miljoen) die destijds al op het departement bekend waren, werden niet met de Kamer gedeeld.

Aanbevelingen

Wij bevelen de minister van IenM aan om:

  • het toegezegde onderzoek naar de beoogde verschuiving van het goederenvervoer van de weg naar het spoor (modal shift) alsnog uit te voeren en hierbij aan te geven welke CO2-besparing dit mogelijk oplevert;
  • te toetsen in hoeverre de Betuweroute voldoet of naar verwachting nog kan gaan voldoen aan de strategische overwegingen die ten grondslag lagen aan het aanlegbesluit (verbetering milieu, versterking positie Nederland als transport- en distributieland); en
  • op basis hiervan een toekomstplan voor de exploitatie van de Betuweroute te maken.

Reactie minister van IenM

De minister van IenM erkent dat de verwachtingen over een marktconforme exploitatie van de Betuweroute in de loop der jaren zijn gelogenstraft. Ook vindt zij, terugkijkend, dat die conclusie eerder had kunnen worden getrokken dan in 2011, toen zij de Tweede Kamer erover informeerde.
In ons nawoord wijzen wij erop dat de minister van IenM weliswaar in 2011 de Tweede Kamer heeft geïnformeerd over tegenvallende prognoses van de exploitatie, maar dat zij daarbij niet heeft vermeld dat de toen verstrekte informatie de extra uitgaven tot en met 2009 betroffen. Op het departement bekende prognoses over de vermoedelijke eindstand in 2013 van de hogere uitgaven (€ 160 miljoen) zijn toen niet met de Tweede Kamer gedeeld.

De minister neemt onze aanbeveling om het eerder toegezegde onderzoek naar de al dan niet gerealiseerde ‘modal shift’ alsnog uit te voeren, niet over. Dit zou volgens haar geen toegevoegde waarde meer hebben, gegeven de huidige voorwaardenscheppende rol van de overheid.

Onze aanbeveling om te toetsen in hoeverre de Betuweroute bijdraagt of kan gaan bijdragen aan verbetering van het milieu en versterking van de positie van Nederland als transport- en distributieland, neemt de minister wél over. Zij ontraadt echter de aanbeveling om op basis hiervan een toekomstplan voor de exploitatie op te stellen.
Door geen toekomstplan op te stellen laat de minister, zo geven wij aan in ons nawoord, kansen liggen om de exploitatie van de Betuweroute te optimaliseren, zowel in financiële zin als in termen van milieuwinst.