Verantwoording over bilaterale ontwikkelingssamenwerking

Achtergrondstudie naar sectorale begrotingssteun, de casus Oeganda

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de verantwoording over sectorale begrotingssteun, een vorm van bilaterale ontwikkelingssamenwerking. We hebben de internationale afspraken over ontwikkelingssamenwerking in kaart gebracht, evenals het Nederlandse beleid hierover. Onze casus in het onderzoek is Oeganda: we laten zien hoe de staatssecretaris verantwoording over de Nederlandse begrotingssteun aflegt. Daarbij komt ook de samenwerking met andere donoren aan de orde, evenals de rol van de rekenkamers van de donorlanden.

Aanbevelingen

Tweede Kamer en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken moeten bij begrotingssteun aan ontwikkelingslanden van begin af aan duidelijk en consequent zijn over de verantwoording die het ontvangende land moet afleggen over de besteding van Nederlands geld. Via die verantwoording krijgen de Nederlandse regering en de Tweede Kamer inzicht in de manier waarop ontwikkelingslanden deze vorm van hulp besteden.

Als donorlanden tussentijds aanvullende eisen stellen voor het toekennen van de begrotingssteun en om aanvullende verantwoordingsinformatie vragen, komt dat de voorspelbaarheid van en het wederzijds vertrouwen in de begrotingssteun niet ten goede. Wij vinden het gepast als zowel het kabinet als het parlement enigszins terughoudend zouden zijn bij het tussentijds vragen van extra verantwoordingsinformatie aan partnerlanden.

Conclusies

Uit onze achtergrondstudie blijkt dat de donorlanden van Oeganda de Verklaring van Parijs/Accra/Busan – een verklaring over effectieve en transparante ontwikkelingshulp – goed hebben uitgewerkt voor de begrotingssteun aan Oeganda. Donorharmonisatie en mutual accountability komen daarbij aan de orde. De donorlanden hebben voorafgaand aan de steun beschreven om welk bedrag het gaat, welke effecten alle landen van de steun verwachten en welke eisen de donorlanden aan de verantwoording over de steun stellen. Toch stellen donorlanden, waaronder Nederland, in de praktijk aanvullende eisen voor het toekennen van begrotingssteun en vragen – vaak onder druk van het eigen parlement – tussentijds om aanvullende verantwoordingsinformatie. Soms schorten donorlanden naar aanleiding daarvan en zonder overleg met collega-donorlanden, betalingen op.

Reactie

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken onderschrijft onze constatering dat er spanning kan bestaan tussen het belang van een stabiele financiering en de invulling van domestic accountability. Naar zijn mening komt de huidige praktijk binnen de Nederlandse begrotingssteun al tegemoet aan de wijze waarop die spanning volgens onze conclusie gemanaged zou moeten worden. Toch heeft Nederland zijn begrotingssteun opgeschort, niet vanwege onvoldoende ontwikkelingsresultaten maar vanwege schenden van de zogenaamde underlying principles (mensenrechten, democratische beginselen, geen fraude en corruptie).

Nawoord

De staatssecretaris gaat op enkele onderwerpen uit ons onderzoek niet nader in. Zo zijn op het gebied van de donorharmonisatie inderdaad belangrijke stappen gezet, maar de casus Oeganda laat zien dat we er nog niet zijn. Ook van een volwaardige mutual accountability is nog geen sprake. Wij bepleiten terughoudendheid in het donorland bij het tussentijds afleggen van niet vooraf afgesproken verantwoording. Die terughoudendheid blijft in de reactie van de staatssecretaris eveneens onbesproken.