In de huiskamer van de verpleeghuiszorg

Weblog

De heer Patent staat naast mij in de kring van ongeveer dertig bewoners van het verpleeghuis in Leidschendam. We moeten onze handen voor onze borst kruisen en zo ver mogelijk voorover buigen. Daarna moeten we om de beurt een been omhoog houden en met de voet rondjes draaien. De heer Patent doet het allemaal soepeltjes met een gulle lach. ‘Vindt u het fijn om hier te wonen?’, vraag ik hem. ‘Ik vind het heel fijn, ik vind het geweldig hier’, zegt hij. ‘Ik doe dit vier keer per week, ik mis het nooit. Hoe oud denk je dat ik ben?’ Meneer Patent zegt dat hij 74 is, maar hij lijkt al boven de 80. Ik vraag mij af of meneer Patent soms een paar verjaardagen is vergeten.

Beeld: iStock

Veel bewoners van het verpleeghuis van WoonZorgcentra Haaglanden (WZH) in Leidschendam hebben last van beginnende tot soms vergevorderde dementie. Andere bewoners hebben bijvoorbeeld een herseninfarct gehad en kunnen niet meer zelfstandig wonen. Samen met twee collega’s ben ik op bezoek om te kijken hoe het extra geld voor de verbetering van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg wordt gebruikt. De Algemene Rekenkamer deed hier het afgelopen jaar onderzoek naar. We vinden het belangrijk om ook in de praktijk te zien wat er met het extra geld gebeurt. We willen geen powerpoint-presentaties. De behulpzame directeur stuurt mij daarom op ‘bewegingstherapie’ met de bewoners. Iedereen mag meedoen. Beweging is goed. Ook voor de bewoners in dit verpleeghuis. Zo probeert dit verpleeghuis onder meer betere zorg te bieden.

Over een paar jaar zal de vraag komen wat er nu van die ruim 2 miljard euro extra voor de verpleeghuiszorg terecht is gekomen.

Daarna spreken we met de nieuwe ‘huiskamerbegeleiders’. Enige functievereiste: ‘een goed hart’.  De huiskamerbegeleiders hebben geen medische opleiding, maar zijn de hele dag bij de groepen van zo’n 5 tot 7 bewoners die in een huiskamerachtige woonkeuken de dag doorbrengen. Ze ontbijten, lunchen en zorgen voor de avondmaaltijd. Zo brengen ze rust en een vast herkenningspunt. Voor bewoners die steeds minder om zich heen herkennen. In een huiskamer spreek ik met de deftige Haagsche mevrouw Vermeer die gezellig aan het beppen is met mevrouw Rozentuin die volgens mij uit een volkswijk komt. Ze zijn ver in de 80 maar hun gevoel voor humor hebben ze nog niet verloren (‘wij horen eigenlijk op de jeugdafdeling’). Een andere mevrouw is dusdanig dement dat ze niet meer praat. Slikken lukt ook maar moeilijk. Daarvoor komt een personeelslid met medische ervaring helpen met het eten. Een andere mevrouw staat erop als ‘tante Jo’ te worden aangesproken en dat gebeurt dus ook. Een bewoonster pakt mijn hand vast en laat niet meer los. Het is vreselijk hier, ik wil alleen maar dood. Ze hebben mijn koeien, geld en boerderij afgepakt, echt waar. Als je steeds meer vergeet, raak je steeds meer in de war en word je steeds wantrouwender. Dat leidt soms tot agressie. Daardoor is soms heel intensieve zorg noodzakelijk. Het verpleeghuis heeft een specialiste aangetrokken om ‘onbegrepen gedrag’ terug te dringen door veel meer of juist veel minder prikkels aan bewoners met ‘onbegrepen gedrag’ aan te bieden. Soms lukt het dan intensieve maar ook dure zorg terug te dringen.   

De liefde voor het willen verlenen van goede zorg is mooi om te zien. Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg wordt door het verpleeghuis niet als knellend of mechanistisch ervaren. Ik blijf nog wel een beetje met de vraag achter wat nu echt goede kwaliteit verpleeghuiszorg is. Dat beweging goed is, ook vanuit een zorgperspectief, lijkt helder. Maar dat geldt dan ook voor meer rust, herkenning voor bewoners door huiskamerbegeleiders die ook weer de reguliere medische staf ontlasten? Over een paar jaar zal de vraag komen wat er nu van die ruim 2 miljard euro extra voor de verpleeghuiszorg terecht is gekomen. Dan moet zo helder mogelijk zijn wat ‘kwaliteit’ is en moet er ook informatie beschikbaar zijn waarmee je kunt beoordelen of er meer kwaliteit verpleeghuiszorg wordt geleverd. Ik hoop dat dit goed gaat komen, maar ik ben er niet gerust op.

Na afloop spreek ik collega Gijs Koop die in een andere huiskamer op bezoek was. Hij vertelt over een vrolijke bewoner die hem zijn slaapkamer liet zien. Wat?! Is het misschien meneer Patent met een groene trui aan? En ja hoor, het was meneer Patent. Hij had Gijs nog zijn fotoboek laten zien met zijn absolute topstuk. Op bezoek bij de minister-president in het Torentje. Meneer Patent staat er stralend op. De minister-president ook, zo stelde de onderzoeker van de Rekenkamer vast.

De namen van de bewoners zijn aangepast.