Aanpak witwassen verbeterd, tijd voor volgende stap

Meldketen functioneert nog niet optimaal

Meldingen door private partijen van ongebruikelijke transacties zijn toegenomen, opsporingsdiensten leveren een groter aantal zaken aan bij het OM en meer witwaszaken zijn voor de rechter gebracht en bestraft. De Algemene Rekenkamer concludeert dat de aanpak de afgelopen jaren betekenisvol is verbeterd en ziet tegelijkertijd ook kansen om witwassen effectiever te bestrijden. De Financial Intelligence Unit (FIU), de opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie functioneren nog niet optimaal. Zij kunnen niet garanderen dat de meest risicovolle signalen van witwassen nader onderzocht en uiteindelijk worden vervolgd.

Foto cover rapport witwassen

Het is het derde onderzoek van de Algemene Rekenkamer in 15 jaar naar de bestrijding van witwassen. De ministers van Financiën en van JenV zegden na die eerdere onderzoeken (2008 en 2014) onder andere toe om hun regie en sturing te versterken, het inzicht te verbeteren in wat er met meldingen van ongebruikelijke transacties gebeurt en het parlement structureel te informeren over de resultaten van witwasbestrijding. De Algemene Rekenkamer concludeert nu dat die informatievoorziening nog steeds onvoldoende is. 

Uit het onderzoek blijkt dat het aantal ongebruikelijke transacties dat instellingen met een meldplicht zoals banken, geldwisselkantoren, juweliers en notarissen in de periode 2003-2020 hebben aangeleverd bij de Financial Intelligence Unit (FIU-NL) is toegenomen. Ook heeft de FIU-NL in dezelfde periode meer transacties verdacht verklaard.

Aantal ongebruikelijke - en verdachte transacties stijgt

figuur pb witwassen

Deze prestaties zeggen niet alles. Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt immers ook dat de opsporingsdiensten en het OM niet kunnen garanderen dat de meest risicovolle meldingen van verdachte transacties ook tot onderzoek en/of vervolging leiden. Ze hebben onvoldoende capaciteit om alle verdachte transacties te beoordelen en indien nodig nadere actie te ondernemen.
 
Ook blijkt dat opsporingsambtenaren onbedoeld dezelfde verdachte transacties kunnen onderzoeken zonder dat van elkaar te weten. De FIU-NL biedt verdachte transacties tegelijkertijd aan bij alle opsporingsdiensten en die maken geen afspraken met elkaar wie welke transactie bekijkt en beoordeelt. Daardoor wordt schaarse specialistische financiële expertise bij opsporingsdiensten niet optimaal ingezet.

Daarnaast krijgen opsporingsdiensten geen informatie over de reden waarom de FIU-NL een transactie verdacht heeft verklaard. De FIU-NL mag niet alle informatie en onderliggende motiveringen doorsturen omdat ze als ‘staatsgeheim’ zijn aangemerkt. Dit belemmert opsporingsdiensten bij het herkennen en onderzoeken van (rechts)personen die nog niet eerder bij hen bekend waren en bij het selecteren van zaken die waarschijnlijk het meeste resultaat opleveren.

Ten slotte concludeert de Algemene Rekenkamer dat de ministers van Financiën en van JenV onvoldoende inzicht hebben en onvoldoende structureel bruikbare informatie verschaffen over de effecten van de aanpak van witwassen. Deze conclusie bleek ook uit de  eerdere onderzoeken. Instellingen met een meldplicht kunnen het signaleren van ongebruikelijke transacties verbeteren als zij informatie krijgen over welke transacties waardevol waren voor opsporingsdoeleinden. De FIU-NL en de opsporingsdiensten kunnen de informatie gebruiken voor het verbeteren van hun analyses en onderzoeken en voor het beter afstemmen van informatie-uitwisseling. Zeker nu het kabinet Rutte-IV extra budget heeft aangekondigd om de aanpak van het witwassen van criminele gelden te versterken liggen hier kansen.