Toezicht op presteren van woningcorporaties

De afgelopen jaren zijn er woningcorporaties in opspraak geraakt door financieel wanbeheer. Een parlementaire enquêtecommissie doet hier onderzoek naar. Ons rapport is bedoeld ter ondersteuning van de enquêtecommissie en belicht het ‘volkshuisvestelijk toezicht’ van de minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR). Dit is het toezicht op de mate waarin woningcorporaties erin slagen hun publieke kerntaak – het bouwen, beheren en verhuren van voldoende betaalbare woningen – effectief, doelmatig, rechtmatig en integer uit te voeren. Wij hebben onderzocht hoe het volkshuisvestelijk toezicht sinds 1996 heeft gefunctioneerd.

Conclusies

Het toezicht op het presteren van woningcorporaties was de afgelopen twintig jaar afwachtend en onvol­ledig. De verantwoordelijke bewinds­personen vertrouwden tegen beter weten in op de goede werking van zelfregulering binnen de sector en op het interne toezicht door de raden van commissarissen van de corporaties. Deze hoofdconclusie baseren wij op de volgende deelconclusies:

Veelheid aan wisselingen en wijzigingen in sector

De afgelopen twintig jaar werd het beleid en de organisatie rond de woning­corporatiesector gekenmerkt door een veelheid aan wisselingen en wijzigingen. De Woningwet werd 78 maal gewijzigd, er waren twaalf bewinds­personen verantwoordelijk voor de sector. Ook de sector zelf was voort­durend in beweging, onder meer door fusies. De taakopvatting van corpo­­raties dijde ondertussen steeds verder uit.

Weinig capaciteit voor toezicht op sector

Er is de afgelopen twintig jaar erg weinig capaciteit beschikbaar geweest voor het volkshuisvestelijk toezicht op de corporatiesector: rond de 10 fte’s. Tegelijkertijd was het interne toezicht door raden van commis­sarissen gebrekkig. Toch bleven de verantwoordelijke bewindspersonen – een enkele uitzondering daargelaten – vertrouwen op de goede werking van zelfregulering en intern toezicht binnen de sector.

Geen jaarlijks oordeel over volkshuisvestelijke prestaties

De bewindspersoon met de portefeuille volkshuisvesting heeft de wette­lijke plicht zich jaarlijks een oordeel te vormen over de prestaties van woningcorporaties. Dit is de afgelopen twintig jaar niet gebeurd. De achtereenvolgende bewindspersonen hebben daardoor geen goed beeld gehad van het functioneren van de individuele corporaties.

Geen goed zicht op (commerciële) nevenactiviteiten corporaties

De verantwoordelijke bewindspersonen hadden de afgelopen jaren even­min goed zicht op de (commerciële) nevenactiviteiten van corporaties. Deze leefden de plicht om nevenactiviteiten vooraf aan de minister te melden slecht na. De jaarstukken van de corporaties gaven op dit punt onvoldoende informatie. Op rijksniveau ontbrak daardoor inzicht in de financiële risico’s die verbonden kunnen zijn met dergelijke nevenactiviteiten. De bewindspersonen hebben niets gedaan om meer grip op deze ontwikkelingen te krijgen.

Nevenactiviteiten veelal verliesgevend

De stelling dat nevenactiviteiten van corporaties verdiensten kunnen genereren voor hun kernactiviteiten blijkt over de jaren 2007 tot en met 2012 niet op te gaan. Voor de gehele sector blijken de nevenactiviteiten van corporaties in die periode verliesgevend te zijn geweest.

Financiële risico’s voor corporaties door nieuwe EU-regels

Als gevolg van nieuwe EU-regels die bepalen dat corporaties alleen nog voor sociale kerntaken tegen gunstige voorwaarden geld mogen lenen, zullen de corporaties een groot deel van hun (commerciële) vastgoed moeten herfinancieren tegen hogere, marktconforme rentetarieven. Het gaat om ruim € 13 miljard (stand eind 2012). Onzeker is of en tegen welke voorwaarden financiers bereid zullen zijn om het commerciële vastgoed te herfinancieren. Bovendien zal het ten onrechte genoten rentevoordeel moeten worden terugbetaald. De EU-regels brengen dus financiële risico’s voor woningcorporaties met zich mee.

Aanbevelingen

Wij doen de minister voor WenR de volgende aanbevelingen:

  • Intensiveer en professionaliseer het volkshuisvestelijk toezicht en voer het proactief uit.
  • Maak goede werkafspraken met de Inspectie Leefomgeving en Transport bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, waar het volkshuisvestelijk ­toezicht nu is ondergebracht.
  • Zorg voor een duidelijke afbakening van de kerntaken en de nevenactiviteiten van corporaties.
  • Zorg ervoor dat er beter inzicht ontstaat in de nevenactiviteiten van woningcorporaties en in de financiële en/of bestuurlijke banden die zij hebben met (klein)dochterondernemingen, met medeaandeelhouders of andere rechtspersonen of vennootschappen (‘verbindingen’).
  • Zorg voor een snelle implementatie van de Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting.
  • Zet de nieuwe EU-regels die sinds 2011 van kracht zijn zo spoedig mogelijk om in Nederlandse regelgeving.

Reactie minister voor WenR

De minister voor WenR heeft op 22 mei 2014 op ons onderzoek gereageerd. De minister schetst in zijn reactie de wijzigingen in het toezicht op corporaties die al in gang zijn gezet en de wijzigingen die daarin de komende tijd mogelijk zullen worden doorgevoerd. Tevens kondigt hij aan dat hij in regelgeving duidelijk zal vastleggen welke activiteiten woningcorporaties mogen ontplooien en welke andere (nieuwe) activiteiten zij uitsluitend onder strikte voorwaarden mogen ontwikkelen.
Wij hebben de reactie van de minister met instemming gelezen en wachten nu de wetsvoorstellen, de nieuwe regelgeving en de uitkomsten van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties af.