Monitoring beleid voor ontwikkelingssamenwerking

Stand van zaken 2012

De Algemene Rekenkamer heeft voor de vierde keer onderzoek gedaan naar het beleid voor ontwikkelingssamenwerking. We hebben onderzocht of de uitwerking van dat beleid in lijn is met de ambitie van het kabinet. Die ambitie bestaat o.a. uit het stroomlijnen, hervormen, en het verminderen van fragmentatie van het beleid. Ons rapport bevat een analyse van de realisatiecijfers van 2012 en gaat in op de verhalen achter de cijfers in Benin en Ethiopië.

Conclusies

Wij concluderen dat het kabinet de voor 2012 beoogde bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking heeft gerealiseerd. De bruto-uitgaven bedroegen in 2012 € 4,4 miljard. Dat is 0,71% van het bruto nationaal product (bnp) van 2012. Deze 0,71% betekent een gerealiseerde bezuiniging van € 823 miljoen.

Grotere effectiviteit door lessons learned

We hebben gezien dat er belangrijke lessons learned zijn in de watersector in Benin over de noodzaak van sanitatie en hygiënetraining om impact te hebben met schoon drinkwater. Evaluaties die vaststelden dat er problemen waren in het bereiken van die beoogde impact, hebben geleid tot belangrijke vervolgstappen in de interventies die Nederland financiert.

Inspanningen nodig voor verdere verbetering resultaatmeting

Het Ministerie van BZ heeft in 2012 verschillende initiatieven genomen die moeten leiden tot betere resultaatmeting. Toch zien we dat er nog zwakke punten zitten in het meten van resultaten in het veld. Er moet meer aandacht komen voor outcome en impact, naast outputmetingen. Die metingen zijn nu vaak de hoofdmoot van evaluaties van projecten. Ook nulmetingen en de betrouwbaarheid van verzamelde cijfers verdienen aandacht. De IOB stelt op basis van een onderzoek naar twintig decentrale evaluaties die onder verantwoordelijkheid van ambassades en directies zijn uitgevoerd, dat dit een algemeen probleem is.

Aandeel multilaterale organisaties groter dan lijkt

In de verdeling van de uitgaven over de vier financieringskanalen zijn in 2012 – net als in eerdere jaren – geen grote verschillen te zien. We concluderen dat verdeling over de kanalen slechts een ruwe weergave is van de geldstromen van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, die maar weinig zegt over ontvangers.

Een groot deel van de uitgaven dat in de cijfers in het bilaterale kanaal is opgenomen, betreft zogenaamde multi-bi financiering: dat wil zeggen dat ze in de praktijk via de ambassades naar multilaterale organisaties gaan. Als we multi-bi financiering optellen bij de uitgaven via het multilaterale kanaal, wordt duidelijk dat multilaterale organisaties in totaal 45% van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking ontvangen. Dat relativeert de informatie die jaarlijks naar de Tweede Kamer gaat over de kanaalverdeling.

Overige conclusies

  • Focus op partnerlanden langzaam zichtbaar in macrocijfers
  • Focus op beleidsprioriteiten deels gerealiseerd
  • Efficiëntieverbeteringen door interne hervormingen
  • Minder beheerslast bij het Ministerie van BZ

Aanbevelingen

We bevelen de minister voor BHOS het volgende aan om de effectiviteit en efficiëntie van het beleid en de uitvoering voor ontwikkelingssamenwerking te optimaliseren: 

  • Resultaatmeting: gebruik resultaatmeting en verantwoording om meer een lerende organisatie te zijn. Organiseer de resultaatmeting beter, zodat naast output zoveel mogelijk zicht komt op outcome en impact.
  • Continuïteit en kennisdeling: zorg voor zoveel mogelijk continuïteit binnen de steeds wisselende personele bezetting, investeer in kennismanagement en zorg voor een toegankelijke kennisomgeving voor het verzamelen en delen van kennis. Stel één projectteam in voor het kennismanagement met een duidelijk mandaat en een deadline.
  • Communicatie en informatie-uitwisseling: verbeter de communicatie en de informatie-uitwisseling over de beleidsuitvoering tussen de themadirecties in Den Haag en de ambassades.

Reactie minister voor BHOS

De minister voor BHOS beschouwt het rapport als een waardevolle bijdrage aan het streven naar meer effectiviteit en het sturen op resultaten. De minister herkent de conclusie over het kennismanagement en neemt de aanbeveling over om één projectteam in te stellen met een duidelijk mandaat en een deadline. Zij herkent ook onze conclusie dat de informatie-uitwisseling tussen centrale en decentrale onderdelen verbeterd kan worden. Verder stelt de minister vast dat er reeds afspraken bestaan tussen ambassades en departement om die uitwisseling te verbeteren en dat het actieplan hieromtrent eind 2014 uitgevoerd zal zijn.

Over het feit dat het aandeel van de multilaterale organisaties groter is dan het lijkt, merkt de minister op dat de multi-bi uitgaven in het bilaterale kanaal zijn opgenomen conform de internationale OESO-DAC-definities. Onze constatering dat de intensiveringen voor private sectorontwikkeling niet gerealiseerd werden in 2012, komt volgens de minister doordat een groot deel van de uitgaven voor private sectorontwikkeling is overgeheveld naar een nieuw begrotingsartikel voor voedselzekerheid.

Bij onze conclusie en aanbeveling over de resultaatmeting geeft de minister aan dat ze zich slechts gedeeltelijk kan vinden in onze visie dat er nog inspanningen nodig zijn voor betere resultaatmeting. De minister vindt dat een aantal van onze formuleringen niet de lading dekt van ons onderzoek en de gezamenlijke inspanning te kort doet. De minister merkt op dat de evaluatiedekking voor het Ministerie van BZ voldoende is en  beschrijft de inspanningen voor resultaatmeting en evaluatie die het Ministerie van BZ de afgelopen jaren heeft gedaan. Het gaat hier met name om de beleidsdoorlichtingen van de evaluatiedienst IOB, het Quality@Entry proces, de resultatenrapportages en de recente voortgangsrapportages over de speerpunten.

Nawoord Algemene Rekenkamer

We stellen vast dat de minister voor BHOS het rapport als een waardevolle bijdrage beschouwt en het eens is met onze belangrijkste conclusies over kennismanagement en informatie-uitwisseling.

De minister geeft nadere uitleg bij onze constatering over het cijfermatige grote aandeel dat gaat naar multilaterale organisaties. Wij benadrukken dat we achter de cijfers van de kanaalverdeling hebben gekeken om het aandeel van de multilaterale organisaties duidelijk te maken. De nadere  uitleg over de lagere realisatie bij private sectorontwikkeling zien we als een nuttige aanvulling op de uitleg in het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van BZ waarin deze lagere realisatie uitsluitend wordt toegeschreven aan vertragingen.  

De minister draagt in een bijlage actuele informatie aan waaraan wij aandacht zullen besteden in ons Verantwoordingsonderzoek naar de jaarverantwoording 2013 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De relatief hoge evaluatiedekking van het  ministerie is op zich gunstig. Onze conclusie betreft echter de door de IOB (ook) vastgestelde magere kwalitatieve kant van evaluaties uitgevoerd door ambassades.